Grieken zijn geen trutten.

“Wil je ook een kaasstengel?” Deze vraag omlijst schitterend het schilderij van de Hollandsche truttigheid. De situatie is deze; samen met wat vrienden vermaak ik mij een avondje met poker. De plaats; Een huis in Nederland, waarvan je er vast wel meer vindt, in een buurt van een plaats waar ik dichtbij woon. Dit huis is in het bezit van goede vriend Jeffrey. Hiernaast is Jeffrey in het bezit van een bakje kaasstengels, waarvan hij er nu één aanbiedt aan een andere goede vriend van mij met de naam Lazaros. Dát, hoor ik je denken, is geen echte naam.Dit ben ik met je eens. Als Lazaros een naam is, dan kun je daarover heel veel grapjes maken. Leuk, als je vijftien bent. In Griekenland is het dan weer een vrij normale naam en je raadt het al, de beste man is een Griek.

Lazaros herhaalt met zijn Neder-Grieks wat hij zojuist hoorde, terwijl hij met zijn forse duim en wijsvinger het krokante ding in verticale positie tot vlak voor zijn gezicht brengt. “...Kaaaasschtengel...”, zegt hij zacht terwijl hij ondertussen zowat scheel naar het op een gemarteld potlood lijkend snackje kijkt. De rest van de tafel kijkt me vreemd aan, omdat ik nu bijna van m'n stoel val van het lachen. Ik zie het wel. Deze jongen is gewend aan avonden die lang doordralen, kaarsen op een afbrokkelende stenen muurtje. Lampionnen hangen onder een druivenstruik en de raki en ouzo vloeien, maar stromen niet. Lazo en zijn broers praten, lachen en zingen na een dag werken. Morgen, dat is nu nog niet.

KaastengelSoms vraag ik hem wat hij hier doet. Uit vorige columns had je misschien al op kunnen maken dat ik geen groot fan ben van Nederland en ben je niet bekend met mijn eerdere pennenvruchten, dan raad ik je aan om je diep te gaan schamen. Hoe dan ook, zon versus regen, rustig versus snel, resten uit de oudheid versus resten van oud Paars; ik had het wel geweten. Mijn Griekse vriend, tegen wie je overigens beter niet kunt beginnen over de Euro – welke crisis? – , legt dan uit dat hij het al een aantal jaren terug zag aankomen en zijn land verliet voor een toekomstbeeld dat beter is, waar een toekomst die naam ook mag dragen.

Ik kan hem zien zitten, daar aan de zee, en nu is hij hier. Bij zijn Nederlandse vriendinnetje die ook een vriendin van mij is. Bij verjaardagen lijkt het altijd wat onhandig als hij op een bank zit. Opeens is het knap hoe Nederlanders het volledig normaal kunnen laten lijken dat je met z'n drieën op één bank zit. Iemand zet toastjes op tafel. Met kipkerrie en een stuk brie erbij. Met mesjes. Lazo bukt voorover en pakt een borrelnoot of twee. Het is een pose die nooit zal wennen. Soms is er zomaar een barbecue bij Lazo. Als je komt is er altijd genoeg en lekker vlees. Soms is er een barbecue bij iemand anders, dan moeten we ons eigen vlees meenemen. Als back-up liggen er hamburgers in de vriezer, dat stond in het berichtje van eerder die week.

Lazo wil gewoon olijven en stukken worst en kaas en een stuk brood dat hij afscheurt. Met zijn hele handen. Achterover hangend op een plastic stoel. In plaats daarvan pakt hij met duim en wijsvinger het stukje toast en smeert zichzelf een hapje. Soms zal hij ook wel eens zuchten, voordat hij weer een nieuw woord fluistert en het ook ziet, de banaliteit. "...bieslook-prei...".