Friese natte droom

Na een lange tocht door het platteland rijden we in Friesland een terp op. Althans, we proberen het. Het pad naar boven is nat van de drie weken regen en mijn Renaultje, die om de één of andere reden volgepropt is met loodzware, uitpuilende verhuisdozen, haalt de top niet. Noodgedwongen moeten de laatste honderd meter te voet worden afgelegd. Klimmen in de modder, regen met kleine hagelstenen slaan in mijn gezicht. Het is koud, nat, vies, bar en boos.

Nog voordat we kunnen aanbellen bij de op het oog mooie boerderij, zwaait de kolossale voordeur open. Ik krijg bijna de kerstkrans van vorig jaar tegen mijn hoofd. Een spin vliegt mijn linker neusgat in. ‘Hello, welcome to Apple Pie Cottage!’, schreeuwt een stevige dame met óf een witte legging, óf een gebrek aan Veet en zonnige stranddagen naar ons. Ze verwachtte ons al, kennelijk. ‘Please come in, I’ll show you the three rooms.’ Nog voordat ik de kans gekregen heb de spierwitte tante een hand te geven en kennis te maken, stormt ze met olifantenpassen de trap op. Ze slaat af en toe een trede over. De leuning trilt. Ik wil mijn vriendin verbaasd aankijken en vragen wat er gebeurt, maar zij wordt op de schouder getikt en kijkt om. Een lange, magere, kalende man in pak spreekt haar aan. ‘Here, darling, let me show you the garden.’ De twee lopen naar de achterkant van de boerderij. ‘Here, boy!’ Ik zie voor het eerst het gezicht van de Engelse lady. Ook spierwit. Zwart haar. Vuurrode lippenstift. Zwarte jas. Met wat fantasie zou je haar kunnen verwarren met een Amerikaanse hamburgertent in de jaren vijftig. Ze wenkt. Ik loop naar boven. Eigenlijk wil ik eerst mijn voeten vegen, mijn jas aan de kapstok hangen en proberen mijn haar te drogen. Het lijkt me beter, veiliger, dat ik de dame meteen volg.

‘Hier is een kleine, aparte keuken. De kastjes zijn wat gedateerd. Ik zou deze muur slopen zodat je een open keuken hebt. Het is geen ondersteunende muur en het zal je hooguit vijfhonderd euro kosten.’ Druk gebarend is ze voor mij het huis al aan het verbouwen. ‘Verplaats dan deze muur zo’n dertig centimeter en je kunt je wasmachine in de badkamer kwijt.’ Ze spreekt nog Engels, ik vertaal haar nu even. Ze is zo druk aan het verbouwen dat haar geblokte sjaal drie keer in mijn gezicht gezwaaid is. Mijn gezicht wordt er droog en warmer van, maar ik ruik nu wel naar Chanel nummer zoveel. We hebben zojuist een snot-Chanel-exchange gehad. Ik weet niet of het spinnetje nu in haar sjaal hangt. Ik hoest een paar keer. Ze doet alsof ze het niet hoort en gaat door met haar verhaal. ‘And look at those beams!’ Nu weer in het Engels, want ik vind ‘beams’ een mooier woord dan balken. ‘Beams’ heeft iets nostalgisch, balken(ende) iets ouderwets. Leuk, die beams. Ik stootte er mijn hoofd al aan toen ik probeerde de keuken in te komen. Zo hard zelfs dat ik even duizelig werd en zo komt het dat ik de huiskamer niet bewust heb meegemaakt. Beams, yes we like.

Achter mij zie ik een man met een camera, een man met een hengelmicrofoon en een vrouw met papieren. Er schijnt een felle lamp op mij. Hoewel, er schijnt een felle lamp op de makelaarsdame en het licht reflecteert op mij. De dame met de papieren in haar hand roept ‘cut’. Achtergrondgeluid verstoort de opnames. Een vliegtuig komt steeds dichterbij. Ik kijk even naar buiten. Tot mijn schrik zie ik dat mijn vriendin veranderd is in een mollige, kleine vijftiger met rode wangen. Haar laarzen zijn vervangen door sandalen die net een maatje te klein zijn. Kousen? Niet vandaag en het eelt schuurt over het tapijt. De kleur van haar teennagels zouden zelfs de meest geharde kaasboer doen wegrennen. Rechts van haar neus hangt een restje fish and chips. Ze heeft nog wel dezelfde bril op en ik herken haar stem, hoewel ze Engels spreekt: ‘So much potential’. Die bril verzuipt een beetje in de bolle wangen. Paniek probeert mij over te nemen. ‘Potential’ is Engels voor ‘er moet nog godsgruwelijk veel aan deze bouwval gebeuren.’

Het vliegtuig is geland op Doutzen Kroes International Airport en de opnames kunnen verder. Bloody hell, ik doe mee aan Location, Location, Location, in Nederland bekend als De Grote Verhuizing. Voor mij buldert Kirstie Allsop door de kleine ruimtes. Subtiel ontwijkt ze de lage beams. Buiten is Phil Spencer aan het bellen. ‘Dear, I made an offer of 300.000 euro’, schreeuwt mijn lieve olifantje naar boven. Phil steekt zijn mobiel in zijn zak. Een grote glimlach op zijn gezicht. ‘Gefeliciteerd, jij en je vrouw hebben een vakantiehuisje gekocht.’ ‘Er moet nu gehuild worden’, fluistert de geluidsman. En inderdaad, ik begin te janken.

Er hoeven geen duivels, moordenaars, bloedspetters, donders en bliksems, Michael Jacksons of wolven in een nachtmerrie te zitten om zwetend en hijgend in paniek wakker te worden. In mijn ergste nachtmerrie van dit jaar ben ik getrouwd met een Engelse vijftigjarige tientonner en moet ik met Kirstie op huizenjacht in Friesland. Het geintje kost me ook nog eens 300.000 euro, kosten koper.