Gettomeisjes

De deurbel gaat. Niemand doet open. Deurbel gaat voor de tweede keer. Toch maar eens kijken. Twee meisjes van een jaar of negen kijken me verbaasd aan. Verwachten ze een oud vrouwtje dan? De linkse heeft een afgebroken fietsslot in haar hand, de rechtse voert na even twijfelen het woord. ‘Is deze misschien van u?’ Ik herken het slot niet. ‘Nee’, zeg ik bijna vragend. ‘Want dan is misschien uw fiets gestolen.’ Ik kijk even naar de boom. ‘Mijn fiets staat er nog.’ ‘Oké, dan gaan we verder zoeken.’ Een beetje verward doe ik de deur dicht. Ik hoor nog net wat gegiechel.

Het slot zag eruit alsof het al maanden in de regen ergens in de goot gelegen had. Verroest en met zwarte rotzooi. Ik hoop voor de twee meisjes dat die smurrie niet is wat ik denk dat het is. Ik vraag me af of het wel een serieuze actie is van de twee toekomstige buurtregisseuses. Het lijkt ook zo onecht. In onze buurt, grenzend aan een Vogelaarwijk, Kanswijk, Prachtwijk, of hoe je het getto hier om de hoek ook wilt noemen, verwacht je dit niet. Sociale controle betekent hier elkaar uitschelden tot diep in de nacht. Buurtpreventie betekent elkaars vuilnisbakken in brand steken. Als je hier je buurman de sleutel van je huis geeft - voor als je jezelf weer eens buitensluit – kun je er een krat bier om verwedden dat de volgende dag je je apparatuur kwijt bent. Hier hoor je geen merels fluiten. Hier vechten de zwerfkaters in de vroege ochtend om het natte poesje van een natgeregend poesje. De enige mus in de wijk heeft zichzelf opgehangen aan een restant van de oranjeversieringen. Verder zie je alleen ooievaar met een naam erop eindigend op ‘la’, de rest is zwartgeblakerd na een ‘incidentje’ tijdens de jaarwisseling. Hier kun je nog een huis kopen voor minder dan een ton. Met goed afdingen zelfs in Zimbabwe Dollars. Onlangs heeft een buurman een parkeervergunning voor een winkelwagentje aangevraagd. Schietpartijen komen vaker voor dan kinderpartijen. Zo'n buurt.

Mijn fiets is niet aantrekkelijk voor diefstal. Ooit ben ik mijn fiets kwijtgeraakt op een groot treinstation. In de haast parkeerde ik hem zomaar ergens tussen de duizenden andere fietsen. Op het eind van de dag - het was donker - kon ik mijn fiets niet meer terugvinden. Het kostte me zeker een halfuur voordat ik mijn heilige tweewieler gevonden had. Sindsdien plak ik mijn fiets vol met stickers. Kortingstickers van de Praxis, V&D en zelfs Livera die ondanks onze nee-nee-sticker gewoon door de brievenbus komen, dit-kratje-is-betaald-stickers van de supermarkt en nu ook voetbalplaatjes. Mijn fiets is een opvallende rijdende disco geworden. Normale mensen zouden zich schamen met zo’n fiets onder hun kont. Maar ik ben mijn fiets nooit meer kwijt. En mijn roestende vriend wordt niet gejat. Het is gewoon teveel werk voor een dief om al die stickers eraf te peuteren.

Ik ga weer verder met afwassen. De deurbel gaat nog een keer. Wat nu weer? Mokkend loop ik naar de deur. Niemand. Ik loop de trap weer op naar boven. Alweer de bel. Ik negeer. Ik zie wel iemand voor het raam, maar die heeft nu pech. Ik ga verder met afwassen. De keuken is boven de gang, met een raampje aan de voorkant van het huis. En ja hoor, de bel gaat nog een keer. Ik pak mijn teiltje met heet water en als ik niet bijna gestruikeld was over een verpakking die op de grond ligt, had ik het hete sop naar buiten gegooid. Zal ze leren, dacht ik. Stelletje vlegels. Ratten. Met een natte broek en een vloer vers gedweild door afwassop, kijk ik uit het raam. Een volwassen man aan de deur. Toch maar opendoen. Iemand van een energiebedrijf. Of wij een abnormaal stroomgebruik hebben opgemerkt. En of we weten of de buurman ooit thuis is. Wij vermoeden een wietkwekerij bij onze buren. Dat past in de buurt. ‘Nee, behalve dat de deurbel honderd keer afgegaan is, hebben wij gewoon verbruik.’

Als de deurbel nog één keer gaat… Ik zie mezelf al met een honkbalknuppel klaarstaan. In gedachten koop ik een valse rottweiler. Ik zie mezelf als een coyote een box van Acme uitpakken en een stellage boven de voordeur bouwen. Als er dan iemand aanbelt, valt er een rots naar beneden.

Waarom eigenlijk? Het zijn maar meisjes met kwajongensstreken. Kattenkwaad, de vlerken. Laat ze maar doen. Sommige leeftijdgenoten ruilen nu voetbalplaatjes voor sexperimenten in garageboxen. Anderen bedelen bij de supermarkt voor die plaatjes. Omdat het mag van papa. Ik hoorde het een vader zeggen door de telefoon: ‘Straks mag je een uur voor de Albert Heijn staan.’ Belletjestrekken is zo slecht nog niet.