De ochtendstond

Column door ed_cd

Ik stapte vandaag met het verkeerde been uit bed - m'n linker. Het gebeurt wel vaker dat mijn linkervoet eerst de koude grond raakt, maar vandaag voelde de grond net iets kouder aan. Ik keek in de spiegel, was niet onder de indruk. Het gebeurt eigenlijk nooit dat ik onder de indruk ben. Douche, kleren aan, boekentas in de hand. Een laatste zucht - deur open. De buurvrouw stond in haar voortuin, God weet waarom. Brede glimlach, vrolijke jurk, kleurrijke sokken. Ik heb nooit begrepen hoe sommigen het doen om 's ochtends een lach op te zetten. Ik keek op mijn horloge, zette een gezicht op als was ik te laat -dat was ik niet-, en hoopte dat ze dit stukje acteerkunst had gezien. Dat had ze niet.

"Hallo buurman! Goeiemorgen!" groette ze me.
"Niet echt", dacht ik bij mezelf.
"Goeiemorgen Anita", deed ik mijn best, "alles goed?"
"Ja hoor! Met jou? De vrouw, de kinderen?"
"Mijn vrouw heeft me verlaten, weet je nog Anita? Vorig jaar, toen ze uw tuinkabouter had omver gereden bij het wegscheuren met de kinderen. Die wonen bij haar. Met mij is anders alles goed."
"Oh juist, dat was ik nu eens helemaal vergeten", lachte ze.
Ik weet niet wat er te lachen viel en hoopte stilletjes dat de aanrijdende bus haar even zou omver knallen. Hersenloos was ze, of gewoon oud. Misschien beide.
"Ik ben te laat voor werk, Anita", loog ik.
"Ah dat is jammer", loog ze.
Ik haat smalltalk.

Bus in, kaartje kopen, stoel innemen voor de neus van de oude, mankende vrouw. De wet van de snelste.

Twee stoelen voor mij zat een kind van vijf, misschien tien jaar. Het keek me aan, ogen wijd open, intimiderende blik. Het steekt zijn tong uit. Ik ben verontwaardigd maar laat het niet blijken. Even later toont hij me zijn middelvinger. Ik ben geschokt en ga over tot actie.

"Is dit uw kind?" vroeg ik de jongedame die naast het kind zat.
"Ja. Wat moet je?" Jezus Christus, het was zijn moeder. Het had zijn zus kunnen zijn.
"Wel, uw zoon stak zonet zijn middelvinger naar me uit", legde ik vriendelijk uit.
"En?" antwoordde ze erg snel en spitsvondig. Het leek wel alsof ze elke dag zo'n vragen voorgeschoteld krijgt.
"En??" repliceerde ik niet zo spitsvondig. "Wat voor opvoeding krijgt die kleine!" sloeg ik over van vriendelijk naar minder vriendelijk.
"Rot toch op man." Rot. Toch. Op. Man. Heerlijk. Die heb-uw-naaste-lief-mentaliteit. Ik draaide me om en zag de oude vrouw op mijn plaatsje zitten. Ze glimlachte triomfantelijk. Ik lachte terug, alles behalve triomfantelijk. Was ik maar met mijn rechter uit bed gestapt, dan kon ik tenminste doen alsof het me niets kon deren.