Moord en doodslag

“Eric, het geld”, gebiedt een schorre stem. Een arm strekt zich uit en zet een pistool op het hoofd van Eric. Wie er aan de gewapende arm vast zit, kan ik helaas net niet zien. Ik houd me muisstil en volg gespannen wat Eric zal doen. ‘Geef ‘m gewoon die rotcenten, je weet waar hij toe in staat is’, adviseer ik Eric in stilte. Maar dan ken ik Eric nog niet. Verrassend snel en vooral geheel onverwacht weet hij een been omhoog te werken en trapt het pistool uit de hand. Een heftige worsteling volgt. En dan…klinkt er alsnog een schot. Aaaaaah…. Ik ben zojuist kroongetuige geworden van een brute moord. Blijven ademhalen. Maar wie van de twee is er eigenlijk dood?

Je zou verwachten dat één zo’n ervaring al behoorlijk traumatisch moet zijn. Ik ben echter regelmatig getuige van wrede moordpartijen. Toch zit ik nog niet in een dwangbuis, durf ik ‘avonds gewoon alleen over straat te gaan en zit er geen hele rits sloten op mijn voordeur. Dat komt door mijn helden; Lynley, Morse, Frost, Wallander en noem ze maar op. Zij zorgen er elke keer weer voor dat de daders veilig achter slot en grendel zitten voordat ik ga slapen.

Ik ben gek op crimi’s en thrillers. Misschien zou je zelfs van een verslaving kunnen spreken. Want ik kijk ze niet alleen op tv, ik verslind ze ook nog eens in boekvorm. Ingewikkelde intriges van meer dan 500 pagina’s, ik draai mijn hand er niet voor om. Als er maar minstens één lijk is en een goed plot. Dan smul ik. Ik heb mezelf moeten opleggen om ook eens andere genres te lezen en af en toe zelfs Knevel & van den Brink te verdragen. Anders zou mijn kennis beperkt blijven tot het smeden van geloofwaardige alibi’s, doeltreffende gifmengingen en het effectief wegwerken van belastende sporen. Het is tenslotte ook best handig iets te weten van de liefde, de politiek en hoe je een eenvoudig aardappelslaatje bereidt.

In het dagelijkse leven functioneer ik verder eigenlijk best normaal. Oké, ik ben niet dol op nachtelijke bezoeken aan parkeergarages. Daar gebeuren ‘s nachts namelijk de vreselijkste dingen, weet ik inmiddels. En ik zal ook nooit een douche nemen achter van die matglazen deurtjes. Hoe vaak ik al door díé deurtjes het kletterende water heb zien veranderen in druipende klodders bloed. Je moet de kat natuurlijk niet op het spek binden. Maar ik heb persoonlijk bijvoorbeeld nog nooit iemand koelbloedig omgelegd en heb zelfs nog nooit de neiging daartoe gehad. En hoeveel mensen kunnen dát zeggen?

Maar laatst was ik in de Ikea. In een heel klein badkamertje stond een man iets te doen. Mijn aanwezigheid stoorde hem blijkbaar in zijn bezigheden en hij keek om. Ik zag het meteen. Dit was zo’n blik waardoor je in een crimi gelijk weet; ‘die heeft er mee te maken…’ Crimi-experts herkennen dat. Al struinend door het Ikea-doolhof liet die blik me maar niet los. Eenmaal in de auto wist ik het opeens: ‘Een bom!’ Goddank bleek bij thuiskomst de Ikea nog alive and kicking. Toen ik mijn man verwittigde van mijn heldendaad, ik had tenslotte wel even een bomlegger in zijn actie weten te dwarsbomen, reageerde hij nogal lauwtjes met; “Je leest echt teveel crimi’s”. Dat zou natuurlijk ook nog kunnen.