Carolina Reaper

Toen ik je zag, wist ik dat het ervan zou komen. Ik had je op afstand moeten houden, je moeten laten, Carolina. Maar ik kon het niet. De aantrekkingskracht was te sterk. Toch heeft het nog lang geduurd voordat we samen waren. Echt samen. 

Toen ik je vasthield, wist ik dat ik nog terug kon. Nee kon zeggen. Maar dat deed ik niet. De spanning was te sterk. Ik was bang, maar ik wilde het. Sensatiezucht. Domme sensatiezucht. Jou voelen. Jou ervaren. Jou meemaken, Carolina. Ik wilde het echt. En op die ene avond kon het eindelijk.

Toen we eenmaal een werden was het heel even zo mooi. Hoe zoet je smaakte, hoe heet je was, hoe ik zweette… Het was een ervaring die me altijd bij zal blijven. Hoe vreselijk de gevolgen ook waren. Het spijt me, Carolina.

Want toen je weg was kwamen de tranen en de pijn. De afschuwelijke pijn. De gekmakende pijn. Zelfs grote hoeveelheden wodka verzachtten maar even. Het zou eens overgaan, dat wist ik. Maar die gedachte hielp niet. Niets hielp. Ik ben echt heel ziek van je geweest, Carolina.

Maar ik neem je niets kwalijk. Jij deed zoals je bent en ik deed wat ik had moeten laten. Het is mijn fout geweest en ik heb ervoor geboet. Ik hoop oprecht dat de volgende die jou op zijn pad treft verstandiger zal zijn dan ik was, Carolina.

Je hebt me zo dicht bij de hel gebracht als mogelijk is zonder te sterven. Er waren momenten dat ik mijn handen af had gebeten als dat de pijn had weggenomen. Wat jij kunt aanrichten is onbeschrijfelijk.

Carolina Reaper, ik heb geen vijanden die jou verdienen.