Dode sterren

Zomervakantie in het buitenland. Het is avond en al helemaal donker. Een grasveld, een kampvuur, prettig gezelschap en een paar flessen wijn. Ik lig op mijn rug en kijk omhoog. Het is helder weer en er zijn ontzettend veel sterren te zien.

Sterren zijn rare dingen. Ze zijn onvoorstelbaar ver weg en nog raarder is het feit dat veel van die sterren die je op zo’n avond kunt zien al helemaal niet meer bestaan. Heel waarschijnlijk al langer dan een mensenleven niet meer. Je ziet dus dingen uit een ver verleden.

Pas geleden las ik een stuk over een man die blind was geworden. Hij had zich daar inmiddels wel bij neergelegd, maar hij had wel een grote angst: hij was heel bang om op gegeven moment geen visuele herinneringen meer te hebben.

Herinneringen zijn als dode sterren. Er heeft ooit iets bestaan en het licht daarvan bereikt je nog steeds, omdat het sterk genoeg is om zo’n afstand af te leggen. Hoe indrukwekkender de bron van de herinnering, hoe langer die zichtbaar blijft. Misschien wel een mensenleven lang.

En van sommige herinneringen is dat heel fijn, van andere wat minder. Sommige herinneringen zijn van zaken die nooit hadden mogen bestaan. Dat neemt niet weg dat ze er wel degelijk waren en dat het licht ervan nog steeds zichtbaar is.

Binnen diezelfde vergelijking is vergeten eigenlijk wolkvorming. Herinneringen verdwijnen, behalve die herinneringen die echt heel sterk zijn. Vaak zijn ze al heel lang geleden ontstaan en ze zullen het langst van alle herinneringen voortduren. En zoals wolken uiteindelijk weer wegtrekken, zijn vergeten herinneringen weer op te halen. Ook als je dat eigenlijk niet wilt.

Hoelang zou het duren totdat een blinde zijn laatste visuele herinnering kwijt is? Tien jaar? Twintig jaar? Vijftig jaar? Nooit, hoop ik. Zonder visuele herinneringen is een blinde definitief blind. Blind alsof het nooit anders geweest is.

Ik neem nog een slok wijn en kijk naar de maan. De maan is heel ver weg, maar eigenlijk ook heel dichtbij. Het licht van de maan is hier bijna direct. Toch is hij vrijwel absoluut onbereikbaar. Ja, een paar mensen zijn er geweest, hebben het voor elkaar gekregen om dat onmogelijke toch te bereiken, maar voor mij… Ach, ik zou niet eens willen. Het lijkt mooi, zo van een afstand, maar sta je er eenmaal, dan blijkt die thuisplaneet toch onnoemelijk veel mooier, beter en leefbaarder. Het gras bij de buren is altijd groener, totdat je bij de buurvrouw intrekt.

Ik ga weer rechtop zitten, kijk om me heen en zie een bron van toekomstige herinnering. Een grasveld, een kampvuur, prettig gezelschap en een paar flessen wijn. Deze ster mag na zijn dood nog heel lang zichtbaar blijven.