Het gat in het plafond
Starend naar een gat in het plafond. Een boorgat. Zomaar een gat. Ik werd weer eens wakker op de zwart lederen bank met de televisie nog aan op Comedy Central.
Met het het inpakken van spullen was ik begonnen in de woonkamer, waardoor liggen in bed – die zich ook in de woonkamer bevond – onmogelijk was. Alles was 'keurig' in dozen opgeborgen en stond voor het bed. Telkens als ik iets nodig had, zat het NATUURLIJK al in die verhuisdozen.
Het gat intrigeerde mij. Waarom had het dat niet eerder gedaan? Het was ook geboord op een zinloze plek. Er waren wel meer gaten in mijn verblijf waar ik het nut niet van inzag. Het logische antwoord is natuurlijk omdat niemand het interesseerde die er heeft gewoond, inclusief mijzelf. Deze woning in Amsterdam-Oost was tijdelijk. En dat leken mijn voorgangers zich ook hebben beseft. Het was een dak boven het hoofd. Een plek om een beslissing te maken wat je met je leven ging doen. In je eigen sores blijven wentelen of de kloten hebben om er iets aan te doen. Letterlijk!
Het gat in het plafond deed me ook denken aan het gat in mijn geheugen. De jaren waren voorbij gevlogen zonder dat ik er echt bewust bij stil had gestaan. Hoe ik aan deze woning ben gekomen, hoe ik het bijna voor de tweede keer helemaal had verpest. Waar had ik dan terecht gekomen? En wat weerhield me ervan?
Halverwege 2009, 16 juli, 10.00 uur in de ochtend. Deurwaarder, politieman en 10-15 hulpjes voor een complete ontruiming.
Alles betaalde ik destijds automatisch, behalve mijn huur. Had ik een vooruitziende blik? Nu zijn er regelingen dat je niet gelijk uit het huis wordt gezet, maar ik viel gelukkig nog tussen de wal en het schip. Ik zeg expres gelukkig omdat het tijd was om rigoureus in te grijpen in het leven dat ik leidde. Eigenlijk leefde ik niet meer. Wilde wel, maar wist niet meer hoe.
Ik kon tijdelijk terecht bij Moederlief. Ik had het geluk(!) dat ik via via weer een tijdelijk onderkomen kreeg bij het Leger des Heils. En ja, ik moest er wel wat voor doen. Beetje tussen vier muren zitten was er niet meer bij. Voor mij een redding.
Toch gaf ik niet toe dat ik gewoon ziek was. Dat alcohol en ik een slecht huwelijk was. Als wij samen 'op pad' gingen moest alles stuk: werk, (liefdes)relaties, gezondheid, etc.
Wij tweeën hielden niet van kroegen, zonde van het geld. Halve liters (goedkoopste € 0.50) dronk veel lekkerder koud weg uit de koelkast dan een bierglas lauwe pis uit een tap waar je de volgende dag een enorme kater aan overhield.
Gordijnen dicht, koelkast vol en TV op huilprogramma's of Comedy Central; er moest ook gelachen worden natuurlijk.
De oppervlakte waar ik woonde was te klein om het goed verborgen te houden, dus bier werd soms met trays tegelijk onder het bed geschoven voor als er bezoek zou komen. Bezoek plaatste ik op een strategische manier, zodat het bier niet te zien was. Met hen dronk ik koffie; ontzettend veel koffie. Het bier was voor mij en mij alleen. Stel je voor dat ik aan het eind van de nacht of ochtend tekort zou komen! Een nacht leven op één halve liter kon ik wel, maar was niet zo gezellig natuurlijk.
Volle vuilniszakken lege blikken vielen in de ondergrondse vuilnisbakken. Verschrikkelijk geluid. Iedereen kon het horen. “Daar heb je er weer eentje!” Dacht ik dat men zou zeggen bij het krakende geluid van het blik dat tussen de huizen van de straat echode.
In december was het feest! Geen controles of telefoontjes!! De maand dat ik als alcoholist me suf moest rekenen hoeveel er in huis moest komen. Welke dagen viel kerst en tot hoe laat waren de winkels open? Hoe snel kon ik van de schuifdeuren bij de ingang, via de snelste caissière (ik kende ze allemaal en hun snelheid), naar de uitgang? Vroeg was altijd goed, te vroeg niet want dan stonden die andere alcoholisten voor in de rij een paar lullige 0.33 cl blikjes met stuivers af te rekenen. Hoogst irritant. Tegen sluitingstijd gaan was schaamte overwinnen. Ik zag er dan niet meer uit, riekte vast (dacht ik altijd) naar bier/peuken en paprikachips. Ik voelde dat alle ogen op mij gericht waren met het mandje vol bier. “Verjaardag”, glimlachte ik dan altijd naar de persoon achter me. In december had ik dus ontzettend veel verjaardagen of pokeravonden met vrienden. Ik geloofde het zelf, dus was het waar. Ja toch?
Ik haatte de feestdagen, allemaal, en hield van Amerika waar alles 24/7 open was en je bijvoorbeeld een wapen kon krijgen bij een stokbrood. Waarom was dat hier niet?
Dat winkels op zondag open waren was al een Godsgeschenk. Omrijden met de fiets was dan geen probleem. Kilometers lopen ook niet. Als de koelkast maar vol kwam te liggen. Complete gekte dus!
Psychologen, psychiater en een gespreksgroep werkte niet voor mij. Ik leerde er wel van maar mijn dorst werd er niet minder door. Als ik daar vertrok was de eerste halte de buurtsuper. Ik had een probleem, wist het ook wel, maar ontkende het keihard. Stoppen was gewoon onmogelijk en bovendien niet sociaal geaccepteerd. Iedereen drinkt en als je niet drinkt is dat wel erg verdacht! “Waarom niet?”, hoor je dan regelmatig.
Eind februari van dit jaar was ik gewoon op. Lichamelijk en geestelijk. Een hoopje verdriet, zou mijn Omalief hebben gezegd als ze nog geleefd had.
Ik werd gebeld door een goede kennis van mij: “Ga gewoon terug naar de AA. Maakt geen donder uit of je dronken bent of daar met knalrode ogen zit. Gewoon je bek houden en daar gaan zitten en luisteren.”
Op donderdag 16 februari dronk ik de resterende blikken bier in mijn koelkast op en vanaf 17 februari dronk ik gewoon niet meer. Klinkt simpel. Vond ik ook. Beheerste het trucje van niet drinken als de beste natuurlijk. Kon het zo weken volhouden om daarna als een bezetene weer te gaan drinken.Maandag 19 februari woonde ik, met zenuwen in mijn lijf, een meeting bij. Het langste had ik het ooit 6 maanden volgehouden.
Ik ga nu richting de elf maanden. En ik zou liegen als ik het soms niet mis, dat ik er niet over droom, fantaseer of nog kan proeven als ik bier zie staan. Maar het moeten drinken om het drinken heb ik niet meer. Weer door die ellende van leugens, kotsen, zweten, schaamte of paniek heen gaan is geen optie en verhuizen is een biatch! Genezen zal het nooit, ermee kunnen leven dat die verslaving in mij zit wel.
Soms zeg ik gekscherend: “Ik zou weer moeten gaan zuipen om een avond thuis te zitten!”
Mijn leven heeft een andere wending genomen. En nee. De AA is niet alles maar ik kon/kan mijn verhaal er wel kwijt bij mensen die snappen waar ik vandaan kom. Ik heb dat schijnbaar nodig en had het jaren geleden moet inzien.
Nadat ik een peuk had gerookt keek ik nog één keer naar het gat in het plafond. In gedachte smeerde ik het dicht. Het verleden speet mij niet en er lag – ook al is het soms per dag – nog een toekomst voor me.
Uit luiigheid deed ik die dag niets. Ooit ban ik de tic om alles op het laatste moment te doen ook uit mijn leven. De dag erna kwamen de koelkast en wasmachine. Ik had nog fooi in mijn broekzak zitten.
“Als je niet zo gezopen had, kon je nu gezellig een biertje drinken”, hoor ik haar zeggen die ik liefheb.
Ik wens iedereen die dit ware, verkorte, verhaal heeft gelezen fijne feestdagen toe. Dit jaar vier ik het sinds jaren wel! Nuchter. Ik heb er zin in.
Hopelijk jullie ook.