Eenzaam in de stad

mauriceJJG_columniconAfgelopen zaterdag was al een mooie dag, zondag pakten de weergoden helemaal uit. “Een mooie dag voor de dood”, zou mijn oma hebben gezegd. Later schreef Bløf rond die ene zin een mooi lied. Een lied over euthanasie. En zo is ook mijn oma uit haar lijden geholpen. Ook die dag scheen de zon. Met die mooie herinnering aan mijn oma stond ik op afgelopen zondag terwijl de zon mijn woning binnen verblijdde.

Ik had ook zin om de hele ochtend de muziek van bovenstaande band te draaien. Er waren geen verontruste dromen geweest en ik slipperde op badslippers door het huis met de geur van vers gewassen kleding nog in mijn neusgaten. Aan een uitklapbaar rek hing mijn was in de grote slaapkamer te drogen. Geweldig om tussen te slapen. De meeste mensen hangen de was buiten, maar daar hoef ik niet aan te beginnen met schijtende duiven in de buurt en mijn tweede slaapkamer staat nog altijd vol met meuk die, sinds mijn intrek hier, niet opgeruimd is.
De gedachte aan dat kamertje schudde ik snel van me af. Geen nare gedachten vandaag! Alles in mij schreeuwde om iets leuks! En ik wist al iets, vlakbij en kleinschalig: The Sunday Market in het Westerpark. Deze wordt daar iedere eerste zondag van de maand georganiseerd. Een allegaartje van crea-bea-mensen die hun waren kwijt moeten. Het was ook museumweekend, maar om nu te gaan schuifelen tussen de massa? Echt niet.
“Die markt ben ik een aantal keren geweest, valt altijd tegen”, typte Sanneke in een bericht op Facebook. 'Ja doei, ik ga!' Dacht ik gelijk. Hoewel het nog uren zou duren eer ik mijn stalen ros uit het berghok zou halen. Zondag is toch even Eva Jinek kijken en uitgebreid lui doen. Toen de ketel koffie op was, was het tijd om in actie te komen. Douchen, aankleden en wegwezen. Na het douchen zag ik in de spiegel een obstakel waarbij de tondeuse nodig gehanteerd diende te worden. Dat die boeventronie niet eerder opgevallen was. Verlengsnoer, tondeuse, krant in de wasbak, scheermes en scheerschuim. Binnen de kortste keren glom mijn hoofd weer zoals ik deze het liefst zie. Het haalde gelijk tien jaar van mijn leeftijd af. Het valse pluis dat denkt haar te zijn, werd vakkundig in de krant opgevouwen en verdween in de vuilnisbak. Later zou het gedoneerd worden aan een verbrandingsoven om er elektriciteit van te maken; is het toch ergens goed voor. Met een kleine klodder uienzalf, om verbranding door de zon te voorkomen, was het helemaal af. Helemaal het heertje kon ik er vandoor.
Niet dat het vreemd is om een man de was te zien doen, maar het blijft vreemd om een man met een mand vol wasgoed het berghok in te zien verdwijnen. Hij was de tweede buur al die ik dat zag doen. Ik groette hem vriendelijk en vroeg niets. De nieuwsgierigheid naar het hoe en waarom bleef daardoor wel. Waarom moesten mijn buren in het berghok wassen? Ooit kom ik achter die vraag. Vandaag was het niet belangrijk genoeg. Zeker niet toen ik het deurtje naar buiten opende en de zon in mijn gezicht glimlachte. “Kom je buitenspelen?” Leek zij te zeggen. Mijn grijs gestreepte pet had ik thuis gelaten. Voor het eerst dit jaar. Zo vertrouwde ik op het mooie weer dat ik alleen nog maar door de ramen had gezien.
Op mijn stalen ros leek de wereld mij toe te lachen: “Kijk hem gaan! Lekker fris ruikend en een modieus goed gecoupeerd kapsel. Wat een geweldige vent rijdt daar toch!”

Tien tegen een dat ik mijn mond hou als ik je weer zie
Ik ken mezelf onderhand een prater ben ik niet.
“Hoe was het hier?”, zal je vragen en ik zal zeggen: “Goed”
en ik zeg je niet wat ik nu denk
dat ik je eigenlijk zeggen moet
(De Dijk: Als ze er niet is)
Bovenstaande tekst hoorde ik in mijn hoofd terwijl ik aan iemand dacht. Mijn lippen floten de noten. Het was aan het begin van de Haarlemmerweg. De meest troosteloze weg van heel Amsterdam zag er zelfs frisser uit deze zondag der zondagen. Her en der groeide gele lissen. Welke tuinarchitect was hier bezig geweest??? Het drong echter nog niet door dat al de verschrikkelijk depressieve bosjes waren weggehaald met een enorme tondeuse. Je zou toch verwachten dat kaal kaal herkent. Waarom was het mij de avond ervoor niet opgevallen toen ik er langs reed om naar een vergadering te gaan? Was mijn hoofd toen zo vol beslommeringen? Verwonderd en fluitend reed ik het Westerpark tegemoet en de zon bleef maar glimlachen. Op de website van The Sunday Market stond dat er genoeg te beleven viel, daar hield ik me aan vast. Martin Bril zou deze zondag “rokjesdag” noemen, daarvan was ik overtuigd. Jonge meiden, belegen vrouwen en alles wat daar dan weer tussen zit hadden hun strakste en kortste rokje uit de mottenballen gehaald. Ik kwam ogen tekort. Deinende lillende hompen vlees, verpakt in stukjes stof hobbelde over het voetpad. Het leken er steeds meer en meer te worden. Was iedereen soms uit een winterslaap ontwaakt? Hoe dichter bij het Westerpark des te meer gestalde fietsen zag ik staan. Geen goed teken. Zo'n bekendheid had deze zondagmarkt toch niet?
'Ik ben er nu toch. Laat ik er dan ook maar het beste van maken', dacht ik. Het brugje over de sloot/ vaart (wat is het eigenlijk?) bij de kruising Van Hallstraat/ Haarlemmerweg was ik net overgestoken toen mij duidelijk werd dat ik niet de enige het lumineuze idee had opgevat om naar het Westerpark te komen op de fiets. Alsof het het Centraal Station betrof. Overal fietsen, brommers en motoren. Mijn stalen ros zou ik er makkelijk kunnen terugvinden. Het was namelijk de meest afgetrapte fiets der fietsen.
Het was niet mijn publiek, dat werd snel duidelijk. Jong, hip, goedgekleed, student, met fles bubbels aan de lippen en welriekende belegen vrouwen met heren die eigenlijk langs het voetbalveld hadden willen staan. Dit was toch wel een markt voor hippies en gekken zoals ik? Wie had hen wakkergeschud?

Word wakker schat!
Was het dan toch maar verbeelding?
En niet iets wat me zeggen wil?
Wat ik moet weten?
Weet ik veel?
De angst is vast een deel.
(3J's en Ellen ten Damme)

Met de zon schijnend op mijn schedeldak mengde ik mij tussen het publiek. Wat op de website werd aangekondigd was aanwezig. Zelfgemaakte jam, honing, zeep, meubelen, sieraden en veel meer. Mijn humeur werd nog beter toen ik een blokje hout van 10 bij 10 centimeter met een waxinelichtje erin zag staan voor € 10,=. De verkoper zag er serieus uit en geloofde in zijn waar. Enkele mensen hingen nieuwsgierig over de spullen heen gebogen. Geweldig om dit mee te maken. Een blokje hout met een gat erin en dan een bedrag vragen dat mensen denken: 'Zo! Dat is vast bijzonder hout, dat moet ik thuis hebben.' Dat is humor!
Ik struinde verder, verderop moest vast nog meer te lachen vallen.
Natuurlijk was er ook muziek. Her en der verspreid. Een goede band, twee violisten en een meisje die begeleid werden door een jongen met een gitaar. Ze was mooi maar had niet de X-factor. Natuurlijk zeg je zoiets niet hardop en haar was vast ingefluisterd door a-muzikale familie en vrienden dat ze een tweede Anouk was. Ik knikte vriendelijk en ontnam haar deze droom om te schitteren voor publiek niet. Niet op deze mooie zonnige zondag wat een mooie dag is om te sterven.

Waarom weet ik niet maar ineens voelde ik me eenzaam toen ik verder liep en de laatste noten van het gitaarspel achter me liet. Gezichten passeerden mij en de geur van vlees drong mijn neus binnen. Twee handen, gestoken in blauwe plastic handschoenen, mengde een enorme wok met vlees. 'Vegetarisch gevulde pitabroodjes' stond er op het bord te lezen. Prijs ontging me. Een rij loom wachtende mensen. Ik passeerde ze alsof ik onzichtbaar was, of ik was onzichtbaar voor hen. Héél bizar. Ik had zin om keihard te schreeuwen, zomaar, uit het niets. Was het paniek? Nee, niet echt. Nergens last van. Of toch wel? Het leek erop alsof ik tegen het verkeer in liep. Eenzaam in de grote stad tussen een meute mensen. Mensen die tegen me aan botsten zonder om te kijken. Ik bestond niet. Half struikelend over een verkeersdrempel bleef ik ineens staan. 'Wat doe ik hier eigenlijk? Hamburgers, Vietnamese loempia's, drank en daar in deeg gewikkelde alternatieve hapjes. Alternatief geperste olijfolie. Weg hier!' Gilde een stemmetje in mij. 'Doe eens normaal!' vermaande ik me. Het hielp gedeeltelijk, maar ik moest weg.
Eén bolletje € 1,50 viel er te lezen bij twee meiden die ijs verkochten. Weer even stilstaan en de tekst tot me door laten dringen. Eén bolletje ijs voor € 1,50. Dat stond er echt. De meiden lachten ook. Zagen ze dat ik er stil van werd, of was het iets anders? Dat is verdorie drie gulden dertig!, mompelde ik me een weg banend door de massa. Kreeg Sanneke dan toch gelijk? Om mij heen zag ik ineens prijzen die te gek voor woorden waren. Dat spullen worden gerecycled, oké, maar € 60 euro voor aaneengenaaide lappen stof was ineens absurd. Of die tafels uit sinaasappelkratten? Die blokken hout met de tekst 'stoel' erboven. Lucht moest ik hebben. 'Maar die alternatief gevulde olijven met piment en knoflook dan? Die wilde je toch nog kopen?' Ja, nee. Dat moest maar een andere keer. Ik liep spelende kinderen voorbij. Gezichten onder glacé. Er was ruimte te zien achter de meute. Daar moest ik heen! Stelletje mafkezen! Allemaal! En ik was de ergste.

Trouw stond mijn stalen ros op mij te wachten. 'Spanning' gleed weg. Grote mensenmassa's zijn dus nog steeds niet mijn ding. Waar het vandaan komt? Toch was het goed geweest om het te proberen. Drie kwartier is langer dan ooit. Had ik maar moeten ingaan op het laatste gedeelte van Sannekes mysterieuze bericht van die ochtend: “Maar een terrasje pakken.....”
Ik als rare kwast snapte de hint wel, maar voelde niet de behoefte om erop in te gaan. Had ik het maar gedaan. Vier ogen zien toch meer dan twee. En wie weet had ik er dan uren kunnen spenderen. Maar vandaag niet.

Eenzaamheid in de grote stad. Het overviel me zomaar.