"Schat, hij stottert niet meer."
Ooit heeft het praten me verlaten, toch door omstandigheden heb ik het gestotter kunnen laten. De praatgrage halvegare die ik geworden ben, is omdat ik weet wie ik ben, ik ben wie ik gedacht heb niets te zijn en heb deze gedachte overwonnen.
Een doddelaar, een stotteraar was ik en het spreken zat niet me niet in de genen. Het voelde niet goed want ik had veel meer te vertellen dan de praatgraagheid me toeliet. Ik had moeite met het maken van oogcontact en was behalve mijn rebelse uitstraling zeer introvert. Daar als kind de wereld aan men voeten lag en ik als jonge megalomaniac de touwtjes strak in handen had, verviel dit alles vanaf de leeftijd dubble digits aantikte en de eerste hormonen hun intrede maakten. Vanaf toen veranderde alles. Waren het de eerste jeugdtrauma’s die mijn spreken lieten verbleken, wie weet en ookal wist ik het wel, ik vertelde het niet, want praten deed ik niet graag. A a als… een e e echte… s s stotteraar stond ik daar en raar maar waar ergens rond mijn vijftiende levensjaar is dit van de ene op de andere dag verdwenen. Zo opvallend zelfs dat ons moeder toen tegen ons vader zei, “Schat, hoor je dat, hij stottert niet meer”.
Sinds heugenis ben ik een denker gevoed met het moeten dragen van de gevolgen van het altijd ‘eerst doen en dan denken’ en enkel zo leer je twee keer nadenken. Met ratels die altijd al sneller draaiden, herinner ik me alles vanaf ik twee jaar oud was en sinds het besef er was, graaf ik zo diep ik kan doorheen mijn gedachten, doorheen alles wat ik denken kan. Met het aangeboren experimenteel brein ik bezit, slaagde ik er onder meer in om nét dat specifiek moment van ‘wanneer je in ’t slaap valt’ bewust te ervaren. Denk maar aan ‘Contact’ waar Jodie Foster losgelaten wordt en door een wormgat vliegt. Ik vloog in mijn dromen en dacht na over wat ik observeerde, ik proefde letterlijk en figuurlijk van alles en raakte alles aan. Ik werd getekend voor het leven met littekens van hechtingen en brandwonden achtergelaten door messen en bommen. Ik kreeg geregeld tweetwintig en drietachtig door mijn frivole vingertjes en leerde zo dat teveel Volt of meer Celsius brandwonden achterlaat. Ik hoorde de knallen van de geluidsmuur boven ons en zag de lichtsnelheid op de onderkant van de wolken met het lasertje ik gewonnen had op de kermis waar ik lotjes vervalste om extra jetons te krijgen. Ik laserde ermee door mijn glazen vergrootglas, mijn vingertoppen en mijn eikel. Ik leerde mijn adem langer dan twee minuten inhouden en kon klaarkomen zonder mezelf aan te raken. Na een jaar trainen kon ik mezelf vijfentwintig keer optrekken aan mijn optrekbar gemaakt van een halve bezem. Ik had de schouders van een nationale zwemmer categorie zestien plus, maar zwemmen deed ik niet graag, want toen ik vijf was sprong ik in het diepe naast mijn opblaasband. Ik deed, dacht en durfde, alles behalve praten dan, want praten kon ik niet.
De consternatie...
Waarom ik niet kon praten werd niet zomaar beantwoord maar voorafgegaan door een periode van totale consternatie, een diepgaande reactie op mijn achterhaald megalomaan karakter en met een onoverkomelijke mokerslag van kosmologische orde werd mijn dirigent genadeloos vervolgd om een groen blad te laten stranden in een wereld beheerst door twijfel en ongeloof. De kleine dirigent zijn dictatorschap verdween en op het toneel verscheen een omgekeerd, maar evenredig en breder perspectief. Plots verstond ik alles, althans beter en ook al was er in mijn omgeving niet veel veranderd, het was vanaf toen dat ik alles zag, maar door de ogen van een ander.
Was het mijn eerste jointje geweest dat zo goed voelde? Was het de eerste keer een pilletje pakken en gezamenlijk op de dansvloer plakken? Was ik te vroeg met porno begonnen? Vijftien jaar en al ontmaagd? Waren het al die stiekeme dingen of misschien die ene schrikbarende open brief? Was het de relatine en de psilocybine geweest die er volgens menig arts te vroeg ingingen. En kon je té ver nadenken, blijven hangen of blijven steken door te veel lsd. Ik dacht erover na en wist het allemaal niet zeker. Wat het allemaal wel was of waren, waren de moleculen, de hormonen en de genen in mijn lijf. De alom vertegenwoordigde smog van nijd, de constante rivaliteit en het soms flagrant getreiter van iedereen. Allemaal lag het aan de basis van iets waar ik geen greep op kreeg. Waar was mijn onbezonnen leventje gebleven en waarom werd het leven niet beter, maar net slechter des te ouder je wordt? Nog te jong voor woorden verdwaalde dit neerdwalend blad traag maar gestaag in een mooie wereld.
Waar alles heeft met elkaar te maken heeft…
Al het leven op Aarde wordt in de biologie opgedeeld in vijf rijkdommen, kingdoms. Heden gebruiken ze er drie of vier, maar vijf is perfect, zo leerde ik het vijfentwintig jaar geleden en het veranderend niks aan het verhaal. Zo leer je van bacteriën, een eerste rijkdom en ééncelligen, een tweede rijkdom. Zo zijn er planten en dieren in het planten en het dierenrijk en als vijfde en belangrijkste kingdom heb je de Fungi, oftewel de schimmels en paddenstoelen. Het Fungirijk is het oudste rijk op aarde, ze is moeder van al het leven geweten en heeft tot dusver ook alle kometen, vulkanische scheten en uitroeiïngsgolven overleeft, allemaal bewezen door het oudst gevonden fossiel van een (meercellig) organisme, het is namelijk twee komma vier miljard jaar oud en bevat mycelium, oftewel schimmeldraden. Hoe oud was de Aarde weeral? In ieder geval, zeshonderdvijftig miljoen jaar geleden heeft er zich in het kingdom van schimmels een afsplitsing voorgedaan waaruit een nieuwe soort ontstond die de mogelijkheid ontwikkelde om voedingstoffen vast te houden. En anders dan alle andere schimmels die hun netwerk aan schimmeldraden gebruiken om voedingstoffen rond te sturen, ontwikkelde deze afsplitsing een zakje. Een schimmeldraadje evolueerde naar een schimmelzakje waarin voedingstoffen werden opgeslagen. Door deze nieuwe eigenschap kon de nieuwe soort langer én onafhankelijk van andere organismen overleven. Uit deze afsplitsing is het dierenrijk ontstaan, jij en ik. Wij stammen allemaal af van een schimmel. Je lijkt wel op een dolgedraaide paddenstoel.
Ook in de biologie worden verschillende vormen van samenleven of gedragingen beschreven tussen alle organismen onderling. Deze vormen van samenleven creëren ons ecosysteem waarin je als levend organisme, onbepaald uit welk rijk je komt, een bepaalde relatie aangaat met andere organismen. Symbiose is de oudste vorm van samenleven en ook de enige relatie die Fungi of schimmels onderling aangaan. Het is onderzocht, zonder deze oervorm van overleven was er waarschijnlijk geen leven op aarde geweest. Organismen die in symbiose leven met andere organismen, zoals Fungi, overleven door voordeel te bieden aan hun omgeving, schimmels creëren win-winsituaties. In symbiose leven is iets dat wij ook kunnen. Vanuit een objectieve observatie doorheen de sensatie van elk organisme apart kan er onderling een goedaardige, kwaadaardige of neutrale relatie ontstaan met elk ander organisme rondom. Het uiteindelijke doel van al deze vormen van samenleven is de kans op overleven van de eigen soort te vergroten.
De relevatie...
Een klein deel van de hierboven biologische toverwoorden kende ik reeds voor ik het stotteren ontleerd was, door de les te volgen op school. Het grotere deel heb ik geleerd als autodidact, iets wat je gratis bij te hard draaiende ratels krijgt en waar je jezelf onder andere verrijkt met het luisteren naar waar andere wijze mensen graag over praten, alsook door te begrijpen wat er verteld wordt.
Het gebrek wij bezitten en de vaardigheid die ons ontbreekt te communiceren met onze natuur en alles om ons heen, neemt het feit niet weg dat de natuur intelligent is, het benadrukt alleen maar onze onkunde in communicatie. Het doel is trachten de taal die zich schuilhoudt in onze natuur te begrijpen, ervan te leren en door te geven aan volgende generaties. Een stukje vrije vertaling van enkele wijze woorden van Paul Stamets.
Paul Stamets stotterde ook, zelfs een paar gradaties zwaarder maar... toen hij voor het eerst psylosobine nam, at hij wel vijftig gram droog, komende van Mexico, ergens in die orde, het was begin jaren zeventig, niet geweten wat de juiste dosis was, at hij de hele zak op en kroop hoog in een boom waar het aan het bliksemen was. Toen psylosobine mij mee op reis nam zat ik niet zoals Stamets hoog in een boom terwijl het stormde en bliksemde, verre van. Ik zat neergekegeld op Werchter in negenennegentig met Faithless voor m'n neus en een kater de dag later. Nog zo stoned als een aap leerde ik desondanks drie zaken, dat ik normaal moest leren praten, dat ik normaal moest leren praten en dat ik normaal moest leren praten en vanaf toen heb ik altijd normaal gepraat. Amen en aan allen een praatgraat gelukkig nieuwjaar.