Koude kermis
Het leek wel alsof ik niet vooruit kwam. Gevoelstemperatuur? Minstens -15 graden onder nul. Maart roerde weer eens zijn staart en ik was onderweg naar Moederlief. We hadden elkaar al weer een paar weken niet gezien en dan begint er bij mij iets te knagen. Het liefst zou zij, omdat ik nu in de Bos en Lommerbuurt woon en met mijn stalen ros er maar 12-15 minuten over doe om bij haar te komen, iedere dag mij wel willen zien. Gewoon voor de gezelligheid en om bij te kletsen over het wel en wee in de buurt. De laatste tijd vallen haar kennissen bij bosjes om en dat moet ze bij iemand kwijt. De nieuwe aanwas van leeftijdsgenoten kunnen pas worden ontmoet als het weer meezit. En dat is voorlopig nog niet het geval.
De snijdende wind begon al eerder maar bij de hoek Willem de Zwijgerlaan en de Augurkenfabriek leek het nog extremer; langs de Haarlemmerweg zou het het ergst zijn, dat wist ik van tevoren al. Ik trok mijn pet verder naar voren en daarna beide handen terug in de mouwen van de jas.
Geen handschoenen meegenomen. Typisch iets van de laatste twee weken. Weten dat het koud is en er dan toch van uitgaan dat het wel mee zal vallen. En dat doet het nooit. En ik ben echt geen koukleum. Vergeleken met fietsen van Oosthuizen (NH) naar Hoorn (NH) valt de kou in Amsterdam reuze mee. Toch ging even mijn gedachten naar deze barre wintertochten van 35 minuten langs de E10 (Nu N247). Dat was pas afzien. Ik was destijds bijna twaalf jaar en had de fiets verkozen boven busvervoer naar school en terug. Ik wilde graag met mijn klasgenoten naar school fietsen. Niet dat dat gebeurde toen ik eenmaal die nieuwe fiets had gekregen van mijn eigen gespaarde geld. En eenmaal gekozen was het ook ondenkbaar dat ik met de bus naar Hoorn mocht. Weet nog niet waarom, regels van mijn stiefvader. Dus alle weertypen heb ik op de fiets wel meegemaakt. Eenmaal huilend en schreeuwend tegen de kou in. Wat was ik daarom blij met het feit dat in 1980 ik in Amsterdam kwam wonen. De hele omgeving was warmer dan in het dorp en de school kon zelfs met de benenwagen worden bereikt. Toen kende ik de Marnixstraat en de Haarlemmerweg nog niet echt goed. Beide zijn soms een hel met slecht weer en tegenwind ondervond ik later.
Ik zou maar een paar uur blijven. 's Avonds had ik een vergadering en vroeg me af of de anderen wel zouden komen opdagen met dit weer. Oké, het was wel droog. Links passeerde ik een bord met de melding dat er kermis was in het Westerpark van 22 maart tot 1 april. Aangezien ik uit een familie kom van kermisexploitanten, keek ik of er wel volk liep. De verlichting van de verschillende attracties en de begeleidende kakofonie van muziek trachtten een warme, gezellige sfeer te creëren. Het mocht niet baten. Anderhalve man en een paardenkop, zou mijn oma zeggen. Het personeel van een kindervermaakzaak hing er verveeld bij. Het was even voor drie uur. Actiezaken draaiden wel. Ik zou er nog niet dood in gevonden willen worden met de gevoelstemperatuur van deze zaterdagmiddag. In het dorp Oosthuizen zou het drukker zijn geweest. Kermis was in mijn jonge jaren een hele happening.
Kermis en ik. Als kleine dorpsbewoner vond ik het geweldig. Mijn stiefvader was oud-kermisexploitant en kende iedereen dus mocht ik overal gratis in. Vooral de familie van de zweefmolen waren natuurlijk mijn “beste vrienden”. En natuurlijk mocht ik niet de hele dag gratis. Ik wachtte gewoon op de volgende gelegenheid dat ik gratis mocht. Zeuren om gratis deed ik nooit. Het mooiste was natuurlijk het opbouwen. Mocht ik meehelpen. Als “salaris” kreeg ik dan vrijkaartjes voor de attractie. Mooie tijden uit mijn jeugd.
In mijn tienerjaren, wonende bij mijn oma, hielp ik in vakanties bij andere reizigers. De oliebollenkraam tussen kerst en oud & nieuw en in de zomers heb ik een paar keer geholpen bij weer anderen. Het betaalde redelijk en vond het wel wat hebben. Het – in ieder stadje een ander schatje – was nog niet aan mij besteed.
Dat was wel het geval de paar seizoenen die ik bij mijn oom zaliger in Zeeland beleefde. Zo'n beetje vanaf mijn zestiende jaar. Hij betaalde niet denderend maar die zomervakanties stapte ik wel in de trein naar Zeeland. Het was ontsnappen uit de stad. Een avontuur; de eerste keer dan. De andere jaren werd het minder gezellig. Ik had daarna alles wel zo'n beetje gezien en meegemaakt en trok me bepaalde zaken te persoonlijk aan. En hoewel het familie betrof, mij hoefde men niet meer te vragen. Wellicht werd mijn overtuiging om in een woning van baksteen door dat gereis in Zeeland juist versterkt. Waarom anderen het zo romantiseerde snapte ik niet. Het was gewoon keihard werken. Niets meer, niets minder. En 's avonds de kroeg in. Ik leerde er onder andere zuipen.
Bij de van Hallstraat sloeg ik af en zag tram 10 staan. Het verleden sloeg als een bladzijde van een boek om. Bij binnenkomst was Moederlief blij me te zien: “God wat ben je koud!”, zei ze toen ik haar een zoen op haar wangen gaf en mijn handen lieten voelen. “Ga gelijk een mok koffie voor je inschenken. Je hebt toch handschoenen? Gek.”
“Vergeten. Net zoals mijn fietsverlichting en mijn mobieltje. Ik weet het niet hoor. Sinds ik gestopt ben met die gekke pillen ben ik net een zeef bovenin.”
“Als je kont niet vastzat, zou je die nog vergeten!”, lachte ze en liep naar de keuken. Ze oogde fragieler dan de vorige keer maar was nog goed bij de pinken.
“Er is kermis in het Westerpark”, zei ik toen we zaten.
“Dat mensen daar met dit weer zin in hebben, bah!”, zei ze.
“Gaat u er nog kijken?”
“Welnee. Het zijn allemaal vreemden tegenwoordig. Wat moet ik daar dan nog zoeken?”
Al eeuwen trekt het toch mensen aan. En woensdag, zo vertelt de website, komt er vanaf 14.00 uur een bekende clown. En laat je NIET lekker maken met advertenties dat dinsdag en donderdag eurodagen zijn. Het blijven kermisklanten natuurlijk. Er zijn kortingsbonnen. De kortingsbonnen moet je wel weten te vinden, uitprinten en niet vergeten mee te nemen. [klik]