Wokfase

mauriceJJG_columniconIedereen heeft wel eens een kookprogramma voorbij zien komen op TV. Oké mensen zonder televisie niet. Volgens mij heb ik ze allemaal wel eens gezien. Van Jamie tot Cas Spijkers (65). Er kan niet genoeg gekookt worden op televisie. Er is zelfs een zender waar 24/7 wordt gekookt. Als ik niet kan slapen omdat het spookt in mijn hoofd ga ik met een deken op de bank liggen en zet die zender op. Gegarandeerd dat ik dan heerlijk droom. Maar niemand kan geiler koken dan de erotisch klinkende Nigella Lawson. Wat zij op televisie maakt doet er eigenlijk niet zo toe voor mij, haar stem is als een sessie bij een hypnotiseur. Ik kom pas bij als de aftiteling er is en denk dan dat ik een geweldige toetjeskok ben. Echt!

Van kinds af aan werd ik gelukkig van maaltijden die voor mijn neus werden gezet. “Dat lust ik niet”, komt niet in mijn vocabulaire voor. De maaltijden van Omalief waren het lekkerst, daarna volgde die van Moederlief en jaren later vond ik dat ik aardig kon koken. Moederlief heeft het me nooit geleerd. Oké, dat is niet waar. Bij groenten gaf ze mij het aantal minuten door dat het in de pan moest. De rest fantaseerde ik er dan zelf bij. Jarenlang is dat goed gegaan. En iedere avond schilde ik piepers en opende daarbij een pot of blik groenten. “Is net zo gezond als verse”, was mij verteld op de kijkbuis, dus waarheid als een koe. De klad kwam erin toen een welbekende grootgrutter hele maaltijden voor de magnetron verzon. Gemakzucht dus, net als pot- en conservegroenten trouwens. En gemak dient de mens kwam steeds vaker over mijn lippen rollen. Niet alles was even lekker maar dat veranderde met de jaren toen er stoombakken kwamen te liggen in de schappen. Niet echt goedkoop maar de smaak was beter. Vuilniszakken vol lege stoombakken heb ik weggebracht. Eerst gewoon aan de stoeprand, daarna tussen de blauwe paaltjes en tegenwoordig zijn er ondergrondse vuilnisbakken. Gemakzucht werd een verslaving en het assortiment verse groente zag ik met de jaren slinken.

“Kook jij nog wel eens?”, vroeg Saiko een paar weken terug. “Een ei? Ja. Ik bak wel eens eieren met ham en kaas of met salami. Hangt er vanaf waar ik trek in heb. Is toch ook koken?”
“Maar jij vindt ECHT koken toch leuk?”, porde ze verder. In gedachte liep ik langs mijn keukenkasten. Wat stond erin waarmee ik een gezonde maaltijd kon maken? Had ik eigenlijk nog wel pannen? Appelmoes en soepen in poedervorm, dat wist ik zeker dat er nog wel stond. Noodrantsoen. Oh ja, en pasteitjes uit het kerstpakket. De ragout had ik los opgegeten want had trek en haast. Een rilling trok langs mijn rug. Wat voor mens was ik geworden?
“Ik denk dat ik er geen tijd voor heb, Saiko. Maar natuurlijk zijn er zeeën van tijd met de uren die ik vrij ben. Het is prioriteiten stellen.” Het floepte zomaar tussen de lippen door de kamer in. Prioriteiten stellen. Uit mijn culinaire mond klonk het bijna als poepen. En had ik eigenlijk wel een culinaire smaak na al die kant-en-klaar maaltijden?
“Hoeveel tijd kost het om zo'n stoommaaltijd te bereiden?”, vroeg ze verder.
“Afhankelijk wat het is tussen de vierenhalf en achtenhalve minuut.”
“Maar zou het niet veel lekkerder zijn, en tevens ter ontspanning, om zelf weer te gaan koken? Een soort nieuwe missie in je leven? Er is al zoveel verandert in je leven het afgelopen jaar. Dit is dan ook weer een uitdaging.” Ik keek haar met grote ogen aan. Daar moest toch eerst over nagedacht worden, vond ik eigenwijs. Beetje voor mezelf koken en de wereld van haal & kant en klaar achter me laten??  Maar Saiko, verworden tot huisvriendin van me, had wel gelijk. Voor jezelf koken is van jezelf houden.
We kwamen overeen dat ik het in ieder geval één keer zou koken die week. Gewoon om het gevoel weer terug te krijgen. Kijken hoe ik me erbij zou voelen.
Onwennig vulde ik op een vrije dag een pan met water. Een liter stond er op de verpakking van de pasta. En ja: Pasta is lekkerder als je het zelf maakt met 100 gram bloem en een ei, maar dan moet je ook een pastamachine in huis hebben vind ik. Nee, niet als je  ravioli of tortelini maakt. Het was mij ditmaal vergeven. Ik zette babystapjes op weg terug naar wat ooit eens was.  Hoewel ontzettend basis, de maaltijd die uiteindelijk op mijn bord kwam te liggen smaakte beter dan een stoommaaltijd. Kwam het door de liefde die ik erin had gestopt?
Er moest een wokpan komen. De koekenpan waar ik het eerste gerecht in maakte voldeed niet qua grootte. Er moest een chefwaardige pan komen. Eentje die lekker macho in de hand zou liggen en waarmee je eten in de lucht kon tossen en weer opvangen. Een mannenpan dus. Aan de Jan van Galenstraat bezocht ik de Blokker. Een hele wand vol met pannen. Herman den Blijker staarde mij eng aan. “Durf mij eens te kopen, Groentje dat je er bent!”, leek hij tegen me te zeggen. “Wees gerust”, fluisterde ik naar het plaatje, “€ 34,95 is een beetje koekoek, nietwaar?”
Het werd een Tefal met een diameter van 28 cm. Goedkoper dan een Herman en in mijn ogen goed genoeg om jarenlang mee te gaan. Ik zit nu in een wokfase van mijn leven. Soms tos ik het eten er wel eens naast, maar al met al moet ik zeggen dat de investering vaak een glimlach heeft opgeleverd. Eten kan een feestje zijn, zelfs in mijn eentje.

The Chef is back!