Zo vader, zo zoon

Nog voordat iemand een vraag heeft, heb ik het probleem al opgelost. Maar zit iedereen wel op die ongevraagde adviezen van mij te wachten? Zitten de mensen überhaupt wel te wachten op wat ik allemaal te melden heb?

"Die bemoeizucht zit in de aard van het beestje", schreef ik al eerder dit jaar. De supermarkt leent zich daar bij uitstek voor. Deze week was het weer raak. Een man op leeftijd stond te treuzelen voor het schap met thee. "Ik neem altijd deze groene thee, want die zit bomvol antioxidanten en die zijn volgens mijn vriendin goed tegen allerlei kwaaltjes", zeg ik tegen de man terwijl ik hem het doosje in zijn handen druk. De man neemt mijn advies ter harte, pakt het doosje van mij aan en doet het in zijn mandje.

Waar komt die drang naar het geven van ongevraagde adviezen toch vandaan? Dat heb ik mijzelf de laatste tijd afgevraagd. Ik heb gegraven en gespit in mijn verleden. Ergens moet het immers fout zijn gegaan.

In huize 7sloten was het vroeger een waar feest. Alles kon. Alles mocht. Geen strikte regels, maar vrijheid. Het was nou niet meteen de bedoeling om misbruik te maken van die vrijheid, want dan kwam het regelboek wél op tafel. In mijn jeugd heb ik geleerd om voor mijzelf op te komen en om voor mijzelf te zorgen. Zo kreeg ik als veertienjarige geen zakgeld, maar elke drie maanden werd mijn deel van de kinderbijslag op mijn bankrekening gestort. Daar moest ik mij dan vervolgens ook drie maanden mee redden. En daarin slaagde ik.

Alles kon. Alles mocht. "Staat je fiets al in de schuur?", hoor ik mijn vader nog zo vragen. Buiten was het donker en ik zat al in mijn pyjama voor de tv en van pa mocht de fiets door het huis naar de schuur. "Wacht, laat hem maar in de gang staan, dan kijk ik straks je achterband nog even na", riep hij vanuit de woonkamer.

Hoewel pa 7sloten was afgekeurd, zette hij zich 'vrijwillig' (zo noem ik dat voor het gemak nu maar even) in voor allerlei projecten in de buurt. Zo heeft hij ooit een speeltuin gebouwd in opdracht van mijn lagere school. Mijn pa schreef op wat voor materialen hij allemaal nodig meende te hebben en bemoeide zich er vervolgens ook mee waar de school die spullen het best (lees: voordeligst) kon bestellen.

Een hobby dichter bij huis was die van fietsenmaker. Zeg maar gerust: ín huis. In de woonkamer. Dus wanneer er een band moest worden gelapt, gebeurde dat midden in de woonkamer. "Hadden jullie dan geen schuur?", hoor ik je jezelf nu afvragen. Jawel, maar in de schuur was het koud. Mijn vader werkte bij voorkeur 's nachts aan die fietsen, dus werd er wel eens geklaagd in de buurt. "Had je weer een lekke band, 7sloten?", hoorde ik dan 's morgens. Ja, dat gedreun van zo'n fietspomp konden ze vier huizen verderop soms nog horen. Zo'n buurt was het.

Gelukkig hield mijn vader ook een oogje in het zeil in diezelfde buurt. Vroeger was hij een blauwe maandag veldwachter geweest en volgens hem was hij daarvoor nog steeds beëdigd. Een wijkagent was bij ons in de buurt dan ook overbodig. Pa deed elke avond trouw zijn ronde langs de speeltuin. Dan controleerde hij de speeltoestellen en rekende eigenhandig af met baldadige hangjeugd. De dag erop reed hij dan met zijn auto met aanhanger het veld op om één en ander te herstellen. Ja, die vader van mij was best een handige man.

Je moest niet gek opkijken wanneer je midden op straat tot stilstand werd gemaand door mijn vader. Zo reed er eens een man op zijn fiets door onze straat met een rammelende kettingkast. Mijn vader zag dat en liep op zijn sokken, met zijn sigaret nog op z'n lippen, zijn hemd uit z'n broek het huis uit richting de man en gebaarde hem te stoppen. Voordat de man het wist, stond zijn fiets op zijn kop in onze huiskamer en verholp pa 7sloten het euvel. Of de man het nou wilde of niet. Mijn vader vroeg daar geen geld voor. Dat deed hij allemaal voor niks. Een kettingkast hoorde niet te rammelen.

Als kind van een jaar of acht hielp ik hem graag bij zijn klusjes. En zoals ik van mijn vader had geleerd, deed ik dat vaak ook ongevraagd. Er stond weer eens een fiets op zijn kop in de woonkamer, ditmaal betrof het de fiets van de buurman van vier huizen verderop. Er moest een ander achterwiel in. Het oude wiel stond al tegen het bankstel en een beter achterwiel werd vakkundig door mijn vader met zijn grote handen in de achtervork gezet.

"Zal ik je even helpen?", vroeg ik met glunderende ogen. "Nee, je moet alles laten liggen, hoor", zei hij terwijl ik net met één van mijn voeten een paar schroefjes per ongeluk onder de bank tikte. De fiets van de buurman was er zo één met een dichte kettingkast. Mijn vader wilde de ketting om het achterwiel leggen. Normaal leg je dan eerst de ketting om het achtertandwiel en pas daarna om het voorste. Maar dan moest wel die hele kettingkast eraf. Daar zat mijn vader niet op te wachten.

"Nu mag je me wel even helpen", richtte mijn vader zich tot mij. "Dan duw ik de ketting om het achterste tandwiel en dan draai jij met de trappers." "Natuurlijk!", een uitgelezen kans voor mij. Dus mijn vader duwde de eerste schakels op het tandwiel en ik draaide. Nee, ik dacht eerst nog een seconde na. De fiets stond op zijn kop, dus dan moest je de andere kant op draaien. Dat was mijn logica. Dus ik draaide. De andere kant op. Nog geen seconde later schreeuwde mijn vader het uit van de pijn. Ik had zijn duim precies tussen het tandwiel en de ketting gedraaid. En dat dóet pijn. Het bloed drupte op de vloer. Snel een verbandje erom om even later een volgende poging te wagen. Met succes.

Terug in de winkel. Bij het schap van de pindakaas staat dezelfde man van zojuist met twee potten pindakaas in zijn handen. Calvé mét en Calvé zonder nootjes. "Vroeger had je dat soort problemen niet", mort de man tegen zijn vrouw. Op mijn briefje staat toevallig ook pindakaas en ik pak een pot biologische pindakaas met nootjes van het eigen merk van Albert Heijn, die met zo'n groene dop. Ik kijk de man aan, denk een seconde na en zwijg. Wanneer ik wegloop, zie ik hem de potten Calvé terugzetten in het schap. De pot met het groene deksel verdwijnt vervolgens in zijn mandje.