Hoe gaan we wonen?

Onze oudste dochter zat dit weekend zonder man en kind, want die waren naar familie in Brussel. Zijzelf zag meegaan niet zo zitten want over een paar weken bevalt ze van een kind. Haar geliefden waren nog maar nauwelijks weg of ze ‘’vervilde zich de tiring”. Dat laatste is een in-family joke, uit een opstel van een zesjarig zoontje, enkele decennia geleden. Dus dochter belde naar mam met het verzoek om tijdelijke huisvesting. Dat werd natuurlijk volgaarne ingewilligd. Het hok was toch helemaal leeg: pleegzonen naar huis, de jongste zoon naar vrienden. Vanmorgen gingen wij ter kerke. Voordat we vertrokken zei ik tegen dochter dat zij dan mooi even wat voor mij kon doen. O, een column schrijven zeker, was het antwoord. Of ze me ook kent. Dat zou wat geweest zijn. Ze kan werkelijk fantastisch mooi schrijven, maar afgezien van wat verhalen uit haar vroege jeugd en wat andere krabbels aan vrienden en magen doet ze het nooit. Dat is misdadige verspilling van talent. Als ik haar voor FOK zou kunnen strikken werden een hele hoop mensen helemaal gek. Maar tot dusverre kan ik geen succes melden. Helaasch. Ik moet dus zelf maar weer aan de bak.

O ja, vooraf nog een vraagje. Iets wat me al tijdenlang een groot raadsel is. Iedereen zal dat wel hebben, vrije associatie van de hersenen. Het spul onder mijn schedeldak staat effe in zijn vrijstand en dan doemt er steeds een beeld op uit vroegere jaren. Bij mij is dat een plek in Loenen, op de straatweg naar Nieuwersluis, een jaartje of 50 geleden. De bocht direct nadat de bebouwing ophoudt. Afgezien van het feit dat ik er vele duizenden keren voorbij ben gekomen is er naar mij idee nooit iets bijzonders gebeurd. Iets verderop wel, daar kwam ik onderweg naar avondschool in Utrecht een dronken leipo tegen in een Ami, zo’n luxe-eend die de binnenbocht nam. Klang, onze Mercedes werd geschampt, maar hij was zijn deuren en spatborden allemaal kwijt. Gewoon eraf gescheurd.

Waar komt die vrije gedachte steeds vandaan? Er zijn in Loenen veel mooiere plekjes die ik me heel goed kan herinneren en waar ook nooit iets opvallends is gebeurd, maar nee, het is altijd dit plekje. En ander plekje van wat meer recente datum dat ook geregeld langskomt in mijn vrije gedachten is een plekje op het platteland bij Lisse, op het platteland dicht bij de snelweg. Ik ben er maar eenmaal geweest en je kunt je moeilijk een saaiere plek voorstellen. Daar is ook niks gebeurd, hooguit heb ik er even de weg gezocht of zo. Zo zijn er nog een paar, net als bij iedereen. Het gekke is dat ik die plekken op geen enkele manier kan koppelen met iets anders uit mij leventje. Dus het brein heeft zo zijn eigen grappen en grollen waar ik verder geen enkele invloed op heb. Weet iemand iets zinnigs over dit fenomeen te melden?

Goed, we gaan bouwen. Nee, komende week niet want ik heb een weekje vakantie. En ja hoor, het belooft flink koud te worden.  Qua motorpret blijft het dus waarschijnlijk zo’n beetje beperkt tot zaterdag naar de Motorbeurs. De bike poetsen moet ook wachten tot wat warmer weer. Ik ga niet buiten zitten vernikkelen met een poetslap in mijn kouwe tengels. Trouwens, erg vies is hij niet want bij regen blijft-ie lekker onder dak. De invulling van de week wordt zoals gewoonlijk geregeld door vrouw en kinderen. De wieg was weer eens ergens in Nederland. Het is een eigenbouw die erg goed geslaagd is. Ik heb hem ruim dertig jaar geleden gemaakt en hij is al overal geweest. Als we hem weer eens uitlenen is er altijd wel een kraambezoekster ter plaatse die hem ook wil lenen. Gevolg is soms een zoektocht naar de wieg die ergens in de kop van Noord-Holland of zelfs in Friesland eindigt. Leuk, maar soms lastig. Deze keer kwam hij zonder bedbodem terug, dus die moet ik even vervangen. Met geperforeerd hardboard heb ik weinig op, dus ik nam een stukje berken multiplex van 9mm dikte waar ik met een frees de nodige ventilatiegaten in boor. En verder moet ik bij de aanstaande moeder ook even een commode in elkaar schroeven die ze via Marktplaats heeft gekocht. O ja, de buitenlamp met bewegingsmelder heeft het na vele jaren trouwe dienst opgegeven, moet ik morgen ook even naar kijken. En onder het motorafdak moet ik windremdoek aanbrengen, want door de wervelingen van de wind komt er toch regen op mijn fiets terecht, en dat mag niet van opa.

Nee, met bouwen bedoel ik onze huizen in de nabije en verdere toekomst. Ik heb, zoals inmiddels bekend mag zijn onder mijn  lezeren heel weinig op met de CO2-humbug en al helemaal niet met de windmolengekte. Waar ik wel heel erg voor te porren ben is zuinig met de beschikbare middelen omgaan. Verspilling is uit den boze. Cradle-to-cradle wordt wat mij betreft heel groot. Het gekke is dat wij qua wonen onvoorstelbaar traditioneel zijn. Uiterlijk zien onze woningen er al vele honderden jaren eender uit. Kijk maar eens naar de krabbels van een driejarige uit begin vorige eeuw en die van nu: precies eender. Geheel uitwisselbaar, afgezien van het feit dat de oude tekening met een potlood werd gemaakt en de nieuwere met een kleurstift. Gek genoeg zijn we nog steeds niet van ons huizenmodel afgestapt naar een model dat veel energiezuiniger gemaakt kan worden. Nee, we hebben al eeuwen besteed aan het bestrijden van euvels als tocht en vocht in het huis dat we gewend waren. Want tochten deed het, in die ouwe huizen. Dus een grote open haard en een jas met een grote kraag aan om de trek uit je nek te houden. In de zetel met je voeten naar de haard, gezellig. Later werd de open haard vervangen door een kachel, maar de opstelling bleef. Ook vlakbij het enkelglas tochtte het als de ziekte. Dat bestreed je weer met gordijnen en luiken voor de ramen. En overal deuren, in ieder vertrekje, want daarmee hield je de warmte op de plek waar je verbleef. DEUR DICHT!!! was de meest gehoorde vermaning in mijn jeugd, veel meer dan nu, al stook ik ook liever niet voor de KLM.

En we modderden voort: steeds betere ketels, dikkere isolatie, dubbelglas, later met reflectiefolie erin. Betere tochtwering overal. Zonnecollectoren. Warmte-opslag in moeder aarde. Op de lange duur bereik je wel wat, maar de vorm van de woning is nog steeds dezelfde, Je past dus een lang bestaand concept steeds een beetje aan. Eigenlijk net als onze auto, met de ottomotor: het wordt steeds minder beroerd, maar uit de aard der zaak is een totaalrendement van een procent of dertig toch echt het optimum. Voor onze huizen hebben we inmiddels een enorme rij maatregelen bedacht om het energieverbruik te drukken. Onderhand weet je niet meer wat je moet kiezen, want aan alles hangt wel een prijskaartje. Dat ook nog eens per jaar lager wordt. Dus wat kies je?

En hier is de regering nou eens heel goed bezig. Met de zogenaamde epn. De Energie Prestatie Norm. Daaraan gehangen de epc, waar de n vervangen wordt door de c van coëfficiënt. Hoe hoger de epc hoe slechter. Voorbeeldje: zo’n oud arbeiderswoninkje uit begin vorige eeuw met halfsteens muurtjes, enkel glas en oud-hollandse dakpannetjes zonder kapbeschot zal een epc van 4 hebben, terwijl een woning uit 1990, met isolatie in de spouwmuren, geforceerde ventilatie, dubbelglas, een HR ketel en de hele verdere mikmak een epc van 2 zal hebben. Iedere technische ingreep heeft zijn eigen effect op verlaging van de epc. De regering laat de keuze van de ingrepen volkomen vrij, vooropgesteld dat de welstandscommissies geen problemen maken en het bestemmingsplan ook niet dwarszit. Wat men wel doet is de epc voor nieuwbouw steeds lager zetten. Nog maar een paar jaar geleden wat de epc 1,4, vorig jaar was hij 0,8 en nu al 0,6. Op de Bouwbeurs vorige week in Utrecht heb ik juist op dat punt het een en ander bijgeleerd. Een epc van –0,2 is al haalbaar, dus dan kost het verwarmen van het huis geen energie meer, het huis levert zelfs energie. Je kunt er donder op zeggen dat een epc van nul binnen enkele jaren gewoon de eis zal zijn. Voor nieuwbouw dan.

Alleen, met die steeds strengere eis t.a.v. de epc zal de vorm van onze woning drastisch moeten veranderen, want met de huidige vorm wordt het allemaal wel erg ingewikkeld. Je kunt er wel wat met, maar de vraag is of we dat willen. Een mooi voorbeeld is het volgende. Je kent ze wel, 2-onder-1-kappers, van elkaar gescheiden door garages. Een hele rij, hoog-laag-hoog-laag enzovoort. De topgevels zijn vlakken die om een ingreep schreeuwen, want die vreten warmte. Een listigaard verzon daarop het volgende: Trek de ruimte tussen de huizen tot dakhoogte door, maar dan met een kas. Je krijgt dan een doorgaande topgevel, maar de helft van de bebouwing bestaat uit glas. In de kas wordt de lucht verwarmd door de zon, want glas werkt als een fuik: de warmte kan er wel in maar niet uit. Die warmte zorgt in hoge mate voor comfort in de het huis en de verwarmingsnoodzaak van de topgevel is weg. En je tropisch fruit kun je simpeltjes zelf kweken, als je tenminste groene vingers hebt. Als je geen garage hebt kun je kassen van een meter diep over de volle hoogte tegen de topgevels aan zetten, zelfde effect. Alleen, je zult al dat glas wel moeten schoonhouden. En zoveel ramenlappen gun ik niemand.

Ik ben dan ook heel benieuwd wat voor huizen er in de toekomst gebouwd gaan worden met al die zinvolle maatregelen erin verwerkt, voor een nette prijs en met weinig onderhoud. En dan moet het ook nog smoelen, want het oog wil ook wat. Zelfs dat vreselijk ouderwets ingestelde oog van ons.