Bidden in het gras


Had ik al eens verteld dat ik een mijn nieuwe werkplek heb? Vast wel. Maar voor de mensen die het nog niet wisten: ik heb een nieuwe werkplek! Leuk, hoor. Één van de prettige bijkomstigheden van mijn nieuwe werkplek is dat ik met de fiets erheen kan en niet meer in die stinkende streekbus hoef.
Mijn fietsroute gaat langs allerlei fraai Apeldoorns landschap: woonwijken, weilanden, parken en kantoorkwartieren. Wat woon ik toch in een mooie plaats. Hoog tijd dat ik nog eens een column maak waarin ik de metropool Apeldoorn verheerlijk. Of wat zeg ik? Een column? Een heel bóék ga ik eraan wijden. (Help me onthouden.)

Ik fiets door een woonwijk die eind jaren zestig en in de jaren zeventig flink is uitgebouwd. Kijk daar, de flat waarin vrouwlief en ik zijn gaan samenwonen. Hoe lang is dát nu alweer geleden? Ik zal het nooit vergeten. Het was 5 mei 1989.
"Kijk eens," zei ik die ochtend tegen mijn moeder, toen ik uit het raam van het ouderlijk huis keek, "ik ga het huis uit en iedereen heeft de vlag uithangen!" Zij vond hem niet leuk. Ik wel. Het was wat je noemt Bevrijdingsdag.
Ons huis bevond zich op negen hoog. Wat een uitzicht. Bijna vier jaar hebben we er gewoond. Ons eerste (en tevens laatste) kind is er geboren. Of nee, dat was in het ziekenhuis. Maar na vier dagen was hij bij ons thuis in de flat. Toen vonden we het tijd voor een huis met een tuin. Een ruim half jaar later kregen we een dergelijk huis aangeboden door de woningstichting. Onze zoon vierde zijn eerste verjaardag in het nieuwe huis. Helaas werd het geen tuinfeest, want de regen kwam met bákken uit de hemel.

Nu is het mooi weer. De zon schijnt en het voelt warm aan. Het is maandag, en dan werk ik alleen 's middags. Of had ik dat al eens verteld? Ik heb zojuist kaas gehaald op de markt. Van die Hollandse kaas met Italiaanse kruiden en olijven erin verwerkt. Goddelijk.
Iets verder dan de flat moet ik linksaf en dan weer rechts. Op de hoek staat een basisschool. Ervóór ligt een grasveldje. Het is kwart over twaalf, dus de school heeft pauze.

Op het voetbalveld zit een hele groep kinderen. Een vrouw staat rechtop; de kinderen zitten doodstil in kleermakerszit. Zie ik dat nou goed of hebben ze allemaal hun oogjes dicht? De vrouw heeft haar handen gevouwen. Met gesloten ogen zegt ze iets. Verhip, het is een overblijfgroep. De kinderen hebben hun handjes devoot in hun schoot liggen. De overblijfgroep bidt voor de lunch. In het openbaar; op het grasveld.

Onmiddellijk ben ik weer even een jongetje van tien jaar oud.
Om één of andere reden ging ik als enige uit ons gezin naar de 'Prot. Chr. Basisschool De Bron' op de hoek van de straat. En dat terwijl we thuis katholiek waren. Mijn broers en zusje gingen wél naar een rooms-katholieke basisschool.
Meester Veerman bad hardop, met stijf dichtgeknepen ogen. Ondertussen wreef hij onophoudelijk in zijn grote handen. Ik was thuis gewend dat we tijdens het bidden de ogen open hadden en keek twee keer op een dag – 's morgens bij binnenkomst en aan het eind van de schooldag – de klas rond. Meester Veerman stond in zijn eentje met zijn ogen dicht zijn handen te wrijven en zijn ellenlange gebeden te improviseren. De rest van de klas zat malle gezichten te trekken.

Bij ons thuis ging het allemaal niet zo streng. Aan tafel baden we het 'Wees Gegroet'. Vanaf dat ik een jaar of tien was, kreeg ik de taak dat ik moest vóórbidden. Ik durfde geen "nee" te zeggen.
Niet zelden liet ik na het slot: "In de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, amen," nog even een venijnig: "Ik wou dat ze kwamen, en mijn zusje meenamen," volgen.

Wél moesten we iedere zondag mee naar de kerk. Niet dat het erg was, want mama nam veel pepermunt mee en allerlei leesvoer, zodat we tijdens de preek stil waren. In het begin waren dat de Nutricia-boekjes. Voor de jongeren onder ons: dat waren kleine vierkante boekjes die je bij de producten van Nutricia kon sparen. Ze hadden gekartelde bladzijden en gingen vaak over kinderen die hun huisdier kwijt raakten, dieren die hun mama niet terug konden vinden of meisjes die het met een pony deden. (Weet ik veel. Het is allemaal zo lang geleden.) Uiteindelijk kwam alles goed in die boekjes, hoor. Toen we te groot werden voor de roze en lichtblauwe verhaaltjes, kwam mama met iets nieuws op de proppen: het levensverhaal van Jezus in stripvorm. Dát was nog eens spannend! Vaak miste ik de meligheid die Guust Flater wél had, maar we waren tenminste een kwartiertje zoet.
Toen ik naar de middelbare school ging, had ik een goed excuus om niet meer mee te hoeven. Het excuus heette huiswerk. Niet dat ik het maakte, dat huiswerk. Liever luisterde ik naar mijn Supertramp-platen.

De piepende banden van een auto maken een eind aan mijn dagdromerij. Ik schrik en knijp mijn rem in. Onmiddellijk ben ik terug waar ik was. Bijna ben ik de school voorbij.
Ik zet mijn fiets weer in beweging. Nog één keer kijk ik naar het grasveld. Nu kan ik ze ook hóren. De kinderen zeggen allemaal tegelijk: "Amen."
Even heb ik de neiging om met mijn rechterhand een kruis te slaan. Gelukkig doe ik het niet. Wel mompel ik nog even: "Ik wou dat ze kwamen. En mijn zusje meenamen."


Apeldoorn, juli 2008

 

- Deze is voor mijn zusje, die vandaag haar verjaardag viert. Gefeliciteerd, meid!