Kruistocht tegen de dood

Als mens zijn we sinds onze geboorte gedoemd om ooit te sterven. En toch lijkt het alsof steeds minder mensen daarin kunnen berusten. Vroeger werd er gerouwd om een geliefde die stierf, en bleef het slachtoffer daarna, vaak redelijk gelukkig, leven in de herinnering van de nabestaanden. Tegenwoordig veroorzaakt het wegvallen van iemand (zeker als dat voortijdig gebeurt) steeds vaker een trauma waar de nabestaanden jaren en jaren mee bezig zijn om er overheen te komen. Acceptatie van dat fundamentele onderdeel van het leven, de dood, lijkt steeds moeilijker te worden.

Dat gebrek aan acceptatie gaat hand in hand met de strijd ter voorkoming van de dood. Een zelfmoordenaar die per ongeluk zijn poging tot zelfdoding overleeft wordt zonder pardon weer opgelapt. Als een chronisch zieke zelf zijn lot accepteert, zijn er altijd wel weer artsen, nabestaanden en politieke partijen die het leven zo lang mogelijk willen rekken, zeker als de zieke zelf niet meer in staat is om er iets van te zeggen. Voor heel veel mensen is het ondenkbaar dat er zelfs bij hopeloze gevallen ook maar één seconde eerder dan noodzakelijk de strijd op wordt gegeven.

Begrijp me niet verkeerd: ik ben zelf zo hypocriet als wat. Als ik ooit een slopende ziekte oploop, hoop ik genezen te worden. Als morgen mijn lever besluit er de brui aan te geven, hoop ik dat er ergens nog een reserve-exemplaar voor me in een koelkast ligt. Het onderzoek naar mechanische en gekloonde organen en andere lichaamsdelen juich ik dan ook toe - al was het maar vanwege de jongensdroom om te leven in een tijd waarin science fiction werkelijkheid wordt.

Toch heb ik altijd mijn bedenkingen bij collectes voor organen en tegen ziektes. Stel, ik geef geld aan de kankerstichting omdat ik zelf geliefden aan die ziekte heb verloren. Als dat geld goed wordt benut, dan kunnen mensen die kanker krijgen in de toekomst genezen worden. Dan leven die mensen gelukkig verder en krijgen na verloop van tijd nierproblemen. Dan zou ik dus eigenlijk geld moeten geven aan de nierstichting, zodat mensen met nierproblemen genezen kunnen worden, en gelukkig verder kunnen leven... tot ze Alzheimer krijgen. En zo gaat het maar door. Let wel dat het me niet om het geld gaat. Het gaat erom dat volgens deze redenering uiteindelijk iedere ziekte genezen kan worden.

Als iedere parasiet, ieder virus en iedere bacterie die ons lichaam bedreigt verslagen kan worden, als iedere ziekte genezen kan worden en ieder orgaan vervangen, als de chemische huishouding in de hersenen oneindig geregeld kan worden en het geheugen opgeslagen, vergroot of gerepareerd kan worden, wie gaat er dan nog dood? Het zal waarschijnlijk nog wel even duren voor we deze onsterfelijkheid bereikt hebben, maar dat is wel het onvermijdelijke eindstation van de huidige manier van geneeskunde bedrijven.

Maar het is niet alleen de geneeskunde. Als het aan de overheid ligt, is straks geen weg meer vrij van drempels, camera's, rotondes, chicanes en al wat het verkeer veiliger zou moeten maken. Vliegtuigcrashes en treinongelukken komen steeds minder vaak voor, boten blijven steeds beter drijven. Steeds vaker worden robots en zogenaamde slimme wapens ingezet om zelfs tijdens een oorlog de levens van soldaten en burgers te sparen. Cameratoezicht, blauw op straat, metaaldetectiepoortjes, preventief fouilleren, Postbus 51 - ook doden door zinloos geweld moeten worden voorkomen. Consumentenorganisaties en keurmerken waken over de veiligheid van alles wat je kunt kopen, van kinderbedjes en keukentrapjes tot aardappelschilmesjes en de zwenkwieltjes onder je bureaustoel. De Keuringsdienst van Waren controleert de kwaliteit van het voedsel, en ga zo maar door. Kosten nog moeite worden gespaard om te zorgen dat er nooit meer iemand per ongeluk, door ziekte of geweld dood gaat.

Maar is die onsterfelijkheid wel wenselijk? En als dat niet zo is, moeten we dan wel verder op de ingeslagen weg? Ik denk niet dat de ontwikkeling zo snel zal gaan dat het in mijn tijd nog relevant zal worden, maar iedere stap die verder in deze richting wordt gezet, is zo goed als onomkeerbaar. Wat ontdekt is, kan niet onontdekt worden. Ik vraag me af hoeveel geneeskundestudenten, artsen, wetenschappers, politici, biologen, keurmerkers en andere veiligheidsstrijders ooit nadenken over hun kruistocht tegen de dood, en over wat er aan het einde van die tocht te vinden is.