Tuinkaboutertherapie

Liefdevol en zachtjes strijkt ze haar man, die in haar schoot ligt te brullen, over z'n jaren '90 kapsel (1890). Mevrouw Balkenende is 't gewend, haar man bij te staan en op te lappen als hij er doorheen zit. Zelf vindt ze het ook moeilijk te beseffen dat haar man's enthousiaste plannen over het nieuwe positivisme nooit écht van de grond zijn gekomen; het had allemaal al zo veel meer TROS kunnen zijn.

Het nieuwe positivisme. Maart 2005 in de krant, mei 2006 nog gênant en ook met het verstrijken van de tijd wil het idee er maar niet beter op worden. Sterker nog, ik voel me vandaag minder dan ooit nieuw positief. Het is zo'n heel, héél schaars moment dat ik de soap voor hoger opgeleiden (poltiek Den Haag) niet meer intellectueel ervaar, maar emotioneel. Dat ik er écht verdrietig van word en m'n honende glimlachje verruil voor een slikreflex dat weerstand moet bieden aan de welbekende brok-in-strot. Dit keer omdat Hirsi Ali van de ene op de andere dag, op basis van antieke informatie, wellicht geen Nederlander meer is of ooit geweest is, en hoewel ik dat schokkend vind, word ik dáár niet verdrietig van. Ik word verdrietig van de interpretaties die de buitenlander hieraan verleent (de échte buitenlander, je weet wel, die in het búítenland woont). Dat ze denken dat wij afstand nemen van dissidenten. Dat we Ayaan straffen om Ayaan. Dat we niet het ruimdenkende landje zijn dat we pretenderen te zijn. Dat we alleen tolerant zijn als het ons uitkomt.
Er is maar één land dat op 't gebied van vrijheid en ruimdenkendheid op mondiaal niveau zoveel kan betekenen als ons minuscule landje, en die functie is zojuist op de tocht gezet.

Daar kan ik best een traan om laten.

En als ik dan denk aan Balkie's Blabla over het nieuwe positivisme dan raak ik lichtelijk geïrriteerd. Zo'n Haagse spraakwaterval die tegen je zegt dat de sleutel tot een betere stemming schuilt in een vrolijker en minder cynische houding. Ja ja. Weet je wat, ik bedenk zelf wel iets.

Zo heb ik er op rotdagen als vandaag aardigheid in me in de kroeg ongegeneerd vol te laten gieten, m'n fietsje te pakken en koers te zetten richting een of andere Bredase randwijk. Waar van die woninkjes staan die zo klein zijn dat het je één stap vergt om de hal, de woonkamer, de keuken én de garage te overbruggen. Waar ze 'huishoudportemonnee' nog letterlijk opvatten en dan ligt er daar in de keukenla zo'n bruinrood leren beursje met geld erin. Voor het huishouden. Niet veel hoor, want breed hebben ze het niet. Al het geld zit namelijk in de tuinkabouters, en daar is het mij om te doen.
Ik word ongekend snel, opnieuw vrolijk door -met m'n toxische kop- de tuinkabouters te hersitueren; midden in de nacht struikel ik dan die tuintjes door en trek ze weg onder heggen, uit bloemenperkjes en vanonder de brievenbus. Ik zet ze dan, aan het einde van het tuinpad, zo neer dat het lijkt dat ze des nachts massaal besloten hebben in een colonne naar de buren te hupsen. Onder het motto 'we pikken het niet langer!'.

Wat niet?

Tja, dat weet geen mens. En intussen gier ik het uit. De gedachte alleen al dat Miep morgenochtend de voordeur opent, schrikt en begint te gillen: "Piet, Pie-e-e-et! De tuinkabouters lopen weg!" En dan vervolgens: "Oh nee, dat kan natuurlijk helemaal niet."
Hoe dommer de wijk, hoe langer de pret. En dat vind ik nou leuk, daar word ik nou vrolijk van.
En daar heb ik geen CDA-priester voor nodig.

Soms zou ik, simpel geworden van het Haagse gewauwel, wensen dat ik geheel politiek Den Haag in net zo'n colonne naar buren kon laten hupsen. Zo, ga maar naar België ja, daar zijn ze al een stuk aardiger en hoeven jullie geen nieuw positivisme te prediken. Rita Verdonk zou ik voorop zetten in de hoop dat de hele stoet d'r per ongeluk doorstoot naar Frankrijk. Waar ze minder aardig zijn. En Ayaan zou ik inzetten als sluitstuk van de rij, zodat zij, het langst van allemaal, in Nederland kan blijven.