Tibetaans gejengel

Een paar dagen geleden, tijdens een nieuwsuitzending, mochten wij weer eens zo'n groepje jengelende Tibetaanse monniken aanschouwen. Op één monnik die een bijzonder indringend jankgeluid produceerde, werd extra ingezoomd. Zo zag ik dat hij jengelde, niet écht huilde. Want even voor de duidelijkheid, beste lezers: jengelen, dat is huilen zonder tranen, aanstellerij dus.
Maar dit soort taferelen doet de Tibetaanse zaak geen goed, dacht ik meteen, al meende ik de aanleiding tot dit drama maar al te goed te begrijpen: geven de Chinezen eens een feestje, hebben zij de Tibetanen niet uitgenodigd. Genoeg reden om te jengelen, toch?

De kranten stonden er bol van, en ook op elk net kwam het wel een keer voorbij: het nieuws dat het daar niet pluis is in het verre Oosten. Alsof we dat niet allang wisten. Toch moest het ons weer door de strot geduwd worden: sinds de bezetting van Tibet zijn mishandelingen daar aan de orde van de dag, worden mensenrechten geschonden, het volk onderdrukt en misbruikt, en zijn de Chinezen alleen maar uit op de vernietiging van de Tibetaanse cultuur. What's new?
Nieuw is misschien dat China nu uit alle macht probeert om de rest van de wereld te doen geloven dat het allemaal wel meevalt en dat monniken en Tibetaanse sympathisanten, waaronder beroepscharmeur Richard Gere,  en sinds kort ook een geheel nieuwe groepering, Tibetaanse separatisten genoemd, massaal te hoop loopt om ons van het tegendeel te overtuigen. De Olympische Spelen bieden daarvoor een strijdtoneel bij uitstek, want dit aankomende spektakel houdt de aandacht van het Westen - wat zeg ik? De hele wereld, natuurlijk! - voorlopig nog wel even vast.

Al is Tibet uitgesloten van deelname aan de Spelen, hebben de Tibetanen sinds de aanloop ervan toch al heel wat punten gescoord. Ik benoem even de belangrijkste: het verstoren van de estafetteloop met de olympische vlam in Parijs, Londen en San Francisco - een gegeven dat tevens zorgde voor verdeeldheid onder de leden van het IOC, verdeeldheid onder vele Europese leiders over het wel of niet aanwezig zijn bij de officiële openingsceremonie en last but not least: de totale afgang van de Chinezen, die dit alles ervaren als een blamage van de eerste orde. Gezichtsverlies, voor het oog van de hele wereld notabene, is een grote schande in de ogen van de Chinezen. Zeg maar gerust: een venijnige dolksteek, recht in het hart van de Chinese samenleving

Maar wacht, dat schrijf ik hier dan wel even, maar waarvan ken ik dat volk nu eigenlijk? Ik ken de Chinees slechts van "om de hoek", van de loempia, de bami goreng en de nasi goreng speciaal, van de "sambal bij?" en hun eeuwige glimlach, waarvan ik me dikwijls genoeg heb afgevraagd of die wel helemaal echt was. "Hoe lang is een Chinees", ook al zoiets. Je hebt geen idee, want ook die laat zich niet kennen. Dus hebben we het in de toekomst weer eens over integratie van onze allochtone bevolking, moeten we dat van de Chinezen ook nog maar eens stevig onder de loep nemen.

Toegegeven, ook mijn kennis betreffende de Tibetanen vertoont enige hiaten. Daar ik ooit het genoegen had om naast een Tibetaanse vrouw te mogen wonen - overigens géén katje om zonder handschoenen aan te pakken en om die reden dan ook door mijn ex Tibetaans takkenwijf genoemd - wilde ik niet klakkeloos aannemen dat Tibetaanse vredelievendheid bestaat bij pure definitie daarvan. Daarom dus ook maar even het nodige over de Tibetaanse geschiedenis opgezocht.

Welnu, als ik sommige verhalen moet geloven, waren zij in het verleden allesbehalve vredelievend. Sterker nog, vóór de Chinese bezetting was in Tibet zelfs sprake van een feodale slavenmaatschappij. Ooit eens afgevraagd bijvoorbeeld hoe het komt dat Tibet zoveel monniken telt? Niet omdat zij zich en masse aangemeld hebben, maar omdat zij op vierjarige leeftijd bij hun ouders worden weggehaald om vervolgens in kloosters "klaargestoomd" te worden om daar naar (strenge) Tibetaanse religie en cultuur te leven en om er op hun beurt weer andere jongetjes te kunnen onderrichten. Aha, dus zo wordt de Tibetaanse cultuur en religie in stand gehouden.  
En dan ook nog even over de Tibetaanse vrouwen. Vóór de Chinese bezetting behoorden zij - samen met de horigen - tot de bevolkingsgroep met de allerlaagste rang. Zij hadden geen recht op meningsuiting. Kritiek op de Dalai Lama was ten strengste verboden. En ook was het volk absolute gehoorzaamheid verschuldigd aan de lokale strijdheren. Bij overtredingen werden strenge lijfstraffen uitgevoerd en bij diefstal zelfs handen afgehakt. De bevolking leed honger, was straatarm en werd om begrijpelijke redenen dom gehouden. Iets dat nog steeds gebeurt eigenlijk, want de Chinese overheerser is geen haar beter.

Sinds de bezetting wordt Tibet gebruikt als afvalvat voor China. In het verleden werd bijvoorbeeld nucleair afval gedumpt in Koko Nor-meer. En voor veel geld was en is China nog steeds bereid om meer landen gelegenheid te bieden om zich in Tibet van hun (industrieel) afval te ontdoen. En er is nog meer gaande. De vele Chinese mijnbouwondernemingen zorgen voor toenemende vervuiling en gezondheidsproblemen onder de Tibetaanse bevolking.  En om de handel in traditionele Chinese medicijnen levend te houden, worden vele diersoorten in Tibet met uitsterven bedreigd. De reuzenpanda en het sneeuwjachtluipaard zijn hier perfecte voorbeelden van.
Niet dat deze roemruchte medicijnen worden aangewend om verbetering te brengen in de gezondheidstoestand van de Tibetanen. Welnee, ze worden juist verhandeld onder de Chinezen, maar ook in grote hoeveelheden naar het buitenland geëxporteerd. 
Mismanagement bij bosbouw, landbouw en de aanleg van een teveel aan dammen, zorgen ook voor enorme problemen en heeft al veel (onherstelbare) schade toegebracht aan het oorspronkelijke landschap van Tibet.

Het allergrootste probleem echter bestaat uit de massale instroom van de Chinese immigranten. Want dit heeft er mede voor gezorgd dat de beroemde Tibetaanse harmonie zo goed als verdwenen is en de Tibetaanse bevolking geen enkele invloed meer kan uitoefenen op beslissingen aangaande hun eigen land.
Hun hoop op verbetering is nu gevestigd op toekomstige, gunstige ontwikkelingen en op de dialoog die zal moeten plaatsvinden tussen de Dalai Lama en de Chinese regering. Het is daarom te hopen dat de crisis die nu ontstaan is rond de Olympische Spelen hiertoe aanleiding zal zijn. Tot die tijd echter zullen ook de Tibetaanse monniken gebukt moeten gaan onder de zware en koloniale omstandigheden in Tibet. Genoeg reden dus tot jengelen, vindt u ook niet?