"When sorry seems to be the hardest word"

Ooit wel eens een hoog oplaaiende ruzie gehad? Met je partner bijvoorbeeld? Ik bedoel zo’n vreselijke uitbarsting waarbij de emoties zo hoog opliepen dat je hem of haar allerlei scheldwoorden en vreselijke ziektes naar het hoofd smeet. Een ruzie waarbij je zowat explodeerde en oud zeer en onvergeeflijke conflicten uit het verleden oprakelde en hem of haar daarmee zo laag onder de gordel wist te raken dat diegene geen weerwoord meer had?

Mij gebeurt dat wel eens, hoewel niet altijd in combinatie met schelden, gemene verwensingen of “oude koeien uit de sloot halen”. Maar áls ik dat doe, weet ik mijn partner feilloos op zijn meest gevoelige en zwakke plekken te raken. Ik ken hem immers door en door en doe er mijn voordeel mee, voor zover je daarvan kunt spreken.
Meestal voel ik mij na afloop erg rot, maar ondanks dat akelige gevoel duurt het lang voordat ik “het spijt me” kan of wil zeggen. Soms ligt mijn schaamtegevoel hieraan ten grondslag, maar vaker nog ben ik er heilig van overtuigd dat niet ik, maar hij “de schuldige” is en zijn verontschuldigingen moet aanbieden, zelfs al heb ik hem helemaal verrot gescholden en vreselijk op zijn hart getrapt.

“What have I got to do to make you happy?”

Het is zo gemakkelijk om degene die zielsveel van je houdt pijn te doen en tot in het diepst van zijn ziel te verwonden. Maar de weg terug naar zijn hart is dat zeer beslist niet.
Niet alleen zijn trots, maar ook de mijne, weerhoudt mij er dikwijls van om in alle redelijkheid een rustige dialoog te voeren, om de ruzie fatsoenlijk uit te praten, om vergevingsgezind te zijn.
In deze is trots geen fijne eigenschap, daarvan ben ik mij ten zeerste bewust. Maar op zo’n moment overheerst het mijn spijtgevoelens en vertroebelt het al het andere. Zelfs ons samenzijn ervaar ik dan als een kwelling. En dat terwijl ik allang niet meer boos ben en weet dat hij zich, net als ik, doodongelukkig voelt.
Een andere oorzaak – misschien wel de grootste - die mij belet een ruzie uit te praten, is mijn angst om gekwetst te worden, erger nog, om afgewezen te worden. Ik stel mij kil en onverzoenlijk op, maar dat is slechts een pose. In feite voel ik mij ontzettend kwetsbaar.
Op zulke momenten vrees ik werkelijk dat mijn ideaalbeeld totaal aan gruzelementen ligt. Hij heeft mij immers van mijn slechtste kant gezien en zal die onverkwikkelijke scène en al die gemene woorden wellicht nooit meer vergeten.
Van die kant bekeken, lijkt de afstand tussen ons onoverbrugbaar, een gapende afgrond. Ondanks het feit dat ik wéét hoe ik hem kan bereiken, lijkt “sorry” het moeilijkste woord. Maar het is al dat nodig is om hem én mezelf weer gelukkig te maken.

“What have I got to do to be heard?”

Vandaag kreeg “sorry” voor mij een andere, veel diepere betekenis. Want vanmorgen, tijdens het journaal, zag en hoorde ik de recent gegijzelde Japanner, hoogstwaarschijnlijk Akyo Koda genaamd. In ieder geval een heel jonge man nog, kwetsbaar en alleen, ver van huis, in een vreemd land.
Ik hoorde hoe hij de inmiddels overbekende boodschap voor premier Koizumi overbracht, heel rustig, ondanks het dreigende getik op de achtergrond, waarschijnlijk van een terrorist die zijn geduld niet kon bewaren. Hij beëindigde de boodschap met zijn eigen simpele woorden, maar daarom des te indrukwekkender: “het spijt me”.
Spijt! Omdat hij weet dat hij zich in een hopeloze situatie bevindt en premier Koizumi, zijn landgenoten, familie en vrienden de vreselijke beelden van zijn onthoofding te zien zullen krijgen, zullen móeten aanzien zelfs.
Spijt! Omdat hij zo’n walgelijke boodschap moest overbrengen, één met een plan waarvan hij weet dat die totaal onuitvoerbaar is. Akyo weet namelijk dat zijn premier niet zal zwichten, noch voor de angst in zijn ogen noch voor terreur en bomaanslagen en dood en verderf zaaiende terroristen.

“What have I got to do to make you care?”

Als ik eenmaal “sorry” zeg, doe ik dat uit vrije wil, mijn lief noch een ander zal mij daartoe dwingen. Ik zal niet voor een camera op mijn knieën worden gedwongen noch hoef ik te vrezen dat mijn hoofd zal worden afgesneden. Ik zeg “sorry” omdat ik het meen en dan komt het uit het diepst van mijn hart.
Als ik “sorry” zeg, zal ik nog vaak aan Akyo denken. Want ik koester diepe bewondering voor die eenzame jongen die de wereld zijn kwetsbaarheid, maar ook zijn grootste kracht toonde, in een land “where sorry seems tot be the hardest word.”