De invalide headbanger
Zoals ik al zei studeren wij beide, echter op een andere universiteit. Tevens doen wij allebei een richting uit de hoek der sociale wetenschappen. Onze belevingen van onze studententijd zijn echter totaal anders, wat ik hier toelicht met een bizar voorbeeld. Er werden folders uitgedeeld voor een symposium in de collegezaal door een rondborstige potentiële sociale wetenschapster. Iedereen kreeg er eentje, ook het meisje waarnaast hij plaats had genomen (in zijn wagentje), maar hij niet. De tragiek. Je zou toch wat meer verwachten van mensen die met mensen willen gaan werken.
Ik kan mij hier erg over opwinden, hij ook trouwens, alleen laat hij niet merken. Wat dat betreft zijn we totaal anders. Maar genoeg van deze miserie! Ik wilde immers wat schrijven over mijn beste vriend: de invalide headbanger.
Gek op metal als wij zijn, gaan wij al sinds enige jaren naar het immens gezellige Graspop in België. Een meerdaags festival vol harde muziek. Het lijkt daar wel de omgekeerde wereld wat betreft rolstoelen. De eerste die contact maakt met een dame op dit festijn, is hij. Als vliegen komen zij op hem af. “Kun je alles wel goed zien?”, “Hoe doe je dat op de camping?” Bij elke vraag begint hij meer te glunderen. Wie zou er niet vrolijk worden van zoveel meidenaandacht? En, beste mensen, dit gebeurt al bij slechts vijf minuten na aankomst. Het echte rocken moet dan nog gaan beginnen.
In zijn bolide crosst hij het hele festivalterrein over waarbij brute metalvuisten broederlijk naar hem worden geheven en er met bekers bier op hem getoast wordt. Afgelopen keer begon een groep wilde metalmannen het thema van The A-Team luidkeels te schalmen terwijl hij voorbij reed op zijn, zoals het Saxon het zou noemen, Wheels of Steel. Op zo’n festival is hij welhaast een special guest.
In de tenten mag hij vooraan staan, voor het publiek, waar het personeel de crowdsurfers op staat te vangen. Bijna tegen het podium aan, waar hij de bands goed kan zien en horen. Apetrots is hij in zijn bikerjack en bandshirt, wanneer een van de bandleden hem mee ziet zingen en ze hun hand opsteken naar hem, of even hun kunsten voor hem lijken te tonen. Wanneer hij rustig een biertje zit te drinken, komen mensen (soms met meer haar dan een baviaan) naar hem toe om hem de hand te schudden. Hartverwarmend. De uitspraak Brothers of metal krijgt op zo’n festival een geheel hernieuwde betekenis.
Waar ik eigenlijk heen wil met deze serie van aan elkaar gevlochten anekdotes, is het volgende. Op zo’n festival wordt mijn vriend wél als een volwaardig mens behandeld, als een lid van de groep, terwijl dat in het dagelijks leven, zelfs met zeer kleine dingen, regelmatig niet zo is. In tegenstelling tot op zo’n metalfestival waarbij mensen hem zeer galant en vaak als vanzelfsprekend helpen met heuvels, hobbels, bobbels en andere obstakels die hem in de weg zitten, vormen het reizen per trein, of zoiets simpels als het ook mogen ontvangen van een foldertje een bron van irritaties bij hemzelf en onbegrip vanuit de omgeving.
Het stemt hem en mij vaak tot droefenis.