Ik hoef alleen nog maar dood te gaan

Mijn buik rommelt en ik ruft van me af alsof mijn leven ervan afhangt. Mijn lippen hebben last van de herfst en kou, waardoor ze nu rood, schraal en erg pijnlijk zijn. Mijn hoofd lijkt op het moment onderdak te bieden aan een kudde olifanten die de klompendans doet. Al mijn gewrichten doen pijn en mijn spieren doen er niet voor onder. Totaal lusteloos lig ik op de bank, ik hoef alleen nog maar dood te gaan, rot ben ik al.

Ik ben ziek en ik haat ziek zijn. Er zijn mensen die er echt voor kunnen liggen en het heerlijk over zich heen laten komen. Ik daar in tegen kan niet rustig op de bank liggen als ik ziek ben, voor alles opgeruimd en schoon is. Anders voel ik me onrustig en erger ik me niet alleen aan het falen van mijn lichaam, maar ook aan de troep en viezigheid. Maar vandaag ben ik zelfs te beroerd om de bank af te komen om die rotzooi op te ruimen.

Als alleenwonende is ziek zijn niet alleen kut omdat je ziek bent, nee het is ook een behoorlijke logistieke uitdaging. Je bent alleen, dus er is niemand om voor je te zorgen. Thee moet je zelf zetten, wat een helse onderneming is onder deze omstandigheden. Als je een beschuitje wil, moet je die ook zelf smeren. Soep moet je zelf maken. Dus alles wat je nodig hebt als ziek hoopje ellende, moet je zelf doen, terwijl het zo goed als onmogelijk is om je bed uit te rollen of de bank af te springen.

Nu lig ik dus op de bank, ik kijk om me heen. Het is een rotzooi, ik heb geen thee en mijn sigaretten zijn op. Waar is nu mijn prins in de grijze station om voor me te zorgen? Ik kijk nog eens in mijn pakje sigaretten, misschien zit er toch nog één in. Nee, echt leeg.

Vreemd, ik hoor gerommel bij de voordeur. Heb geen zin om de bank af te komen. Ga weg, wie je ook bent, ik zie er niet uit en voel me nog slechter dan mijn uiterlijk doet vermoeden. Ik baal van mezelf, maar ben te nieuwsgierig, dus loop toch maar naar de deur. Het is mijn moeder! Ze kijkt naar me alsof ze het hoopje ellende dat ze ziet niet herkent. Ze zegt weinig maar gaat gelijk in huis aan de slag. Ze ruimt de keuken op en zet de vaatwasser aan. Vervolgens zet ze een grote pot thee, met kaneel smaak, want daar hou ik van in deze tijd van het jaar. In de herfst en winter drink ik graag thee met zware smaakjes, dat vind ik gezellig. Ik sla mijn lieve moeder gade en zie dat ze de oven aanzet, ze pakt een doosje uit de koeling en maakt het open. Ze haalt er apfelstrudel uit. Ik ben dol op apflestrudel! Absoluut niet gezond, maar goed voer voor de geest.

Terwijl ik mijn moeder zo bezig zie, bedenk ik me dat het eigenlijk niet zo heel erg is om ziek te zijn als je alleen woont. Tenminste, niet wanneer je een moeder hebt zoals ik. Een vrouw die precies weet wat je nodig hebt als je ziek bent en niet te beroerd is wat voor een ander te doen.

Ze schenkt nog een kopje thee voor me in en pakt een pakje sigaretten uit mijn tasje dat boven op de eettafel ligt. Ze kriebelt me op mijn buik en ik moet toch een beetje lachen. Ik kijk naar haar en zeg vanuit het diepst van mijn hart: “Mam, ik hou van je”.