De kunst van het bezuinigen

In de kunst- en cultuursector wordt de broekriem nu echt flink aangetrokken. De bezuinigingen staan voor de deur en wie nog iets met kunst en cultuur wil doen, moet maar zorgen dat het grote publiek begrijpt waar ‘ie mee bezig is, zodat er veel bezoekers komen. Dat is nog de enige manier om de kosten voor creatieve uitspattingen te kunnen dekken. Kunst moet dus begrijpelijker en goedkoper worden. En de mogelijkheden zijn er zeker.

Het is bijvoorbeeld mogelijk om de entreekaartjes vele malen duurder te maken. Dan kan alleen de elite nog naar binnen, want daar is het museum tenslotte toch voor bedoeld. Toch brengt dit bepaalde gevaren met zich mee. Zo was er in Rotterdam een vrouw die haar eigen broekriem zo strak aantrok, dat ze midden in het museum flauwviel. Toen ze bijkwam, zat ze midden in een kunstwerk; diverse kleuren gebroken aardewerk prikten in haar weledele achterwerk. Als ik vroeger thuis een vaas brak, waren mijn ouders er meestal erg blij mee, omdat het weer om een lelijk cadeau ging van een gekke oudtante. De vazen in het museum zijn natuurlijk ook lelijk, maar de prachtige val van de vrouw kostte ietsje meer dan de vazen van mijn gekke oudtantes. Een schadepost van 20.000 euro, om precies te zijn.

Maar goed, scherven brengen geluk. En daar is een mogelijkheid om te bezuinigen. Het plan van het Museum Boijmans van Beuningen om voor 20.000 euro wat nieuwe vaasjes neer te zetten, is nogal wat. Kunstenares Hella Jongerius vindt het niet eens nodig. Ze vindt het een schitterend effect geven dat de harmonie in haar kunstwerkje is verstoord. “Het zijn net vissen die met open monden naar adem liggen te happen.” Het is ook niet zo gek dat ze er zo rustig op reageert, want ze heeft het concept alleen maar bedacht. De uitvoering is gedaan door een aardewerkfabriek in Friesland, de museummedewerkers hebben de vazen met een Domino-Day-precisie neergezet en er is nog een volledige collectie aanwezig, want sinds Warhol mag alle kunst gedupliceerd worden op verzoek van de kunstenaar. Nee, dat was vroeger wel anders, toen kunst nog puur handwerk was.

Wat deden die vazen eigenlijk in het museum? Een museum is nog steeds een plek om de meest prachtige voorwerpen tentoon te stellen, die iets vertellen over de geschiedenis, de grootste meesterwerken, de pareltjes uit de gehele kunstgeschiedenis. Zo’n gezellige collectie bloemvaasjes heeft zich in die zin nog niet bewezen. De vazen hadden ook prima in een lege kerk kunnen staan, waar zo nu en dan exposities van dromerige kunstacademiestudenten en mislukte depressieve kunstenaars worden gehouden. Of in een galerie, waar aan iedere creatieve uitspatting een willekeurig prijskaartje wordt gehangen. Daar is kunst tenminste financieel verantwoord, want het verdient zichzelf weer terug.

De subsidies in de kunstsector mogen best wat minder. De beste kunstenaars blijven toch wel bestaan, omdat ze niet anders kunnen dan hun vak uitoefenen. Musea moeten maar eens betere selecties maken in het werk wat ze willen tonen. Kunst van nu is zelden zeldzaam of uitzonderlijk, omdat de schifting van de tijd er nog niet overheen is geweest. Mona Lisa’s en Nachtwachten worden zo gewaardeerd, omdat ze voor hun tijd zo goed waren, dat het eeuwen later nog steeds meesterwerken zijn. Dankzij de val van een vrouw in het Rotterdamse museum hoeven de generaties na ons weer één object minder te bewaren voor het cultureel erfgoed. One down, a lot to go. Nu moet alleen het museum zelf dat nog inzien.