Lachende kinderen in de bus

Het is even na vijven in de voorjaarsvakantie. De stadsbus is iets rustiger, maar verder is het niet te merken. De mensen die van hun werk komen, zitten er precies bij zoals altijd. De geblondeerde veertigplusmevrouw die zich een ‘pittig’ kapsel heeft laten aansmeren door haar kapster, kijkt voor zich uit met haar gezicht dat altijd chagrijnig lijkt te zijn. Een jongere vrouw pakt een appel uit haar broodtrommel: een ingecalculeerde hongermaatregel om niets te snoepen tot ze thuis is, waar ze gezond kan koken. Niemand kijkt naar buiten. De overige passagiers zitten in de bus met een gebogen nek, zodat ze niets hoeven te missen op hun smartphone.

Plotseling stappen drie moeders in met een hele meute zelfgeproduceerd kroos. Een achtjarig meisje met blonde vlechten huppelt vol zelfvertrouwen voor het clubje uit. Ze neemt helemaal achterin plaats, want dat is de coolste plek van de bus. Daarna rent een iets jonger jochie haar achterna om ernaast te springen. Er volgen nog een stel kinderen met een kartonnen Happymealdoosje in de hand. De hele bus kijkt even op, zodat ze nog net op tijd zien hoe het jongste meisje van ongeveer drie jaar oud ook probeert te rennen. Ze worden niet teleurgesteld: geheel volgens verwachting valt ze onderweg, maar tot veel tranen leidt dit niet.

Als de moekes ook zitten, trekt de bus op. Nog maar drie haltes tot het centraal station. Een paar reizigers zuchten diep en trekken hun oren nog dichter naar hun schouders. Het schildpadgedrag kan ongetwijfeld niet leiden tot minder geluidsoverlast, maar het is duidelijk dat ze geïrriteerd zijn door het onverstoorbare enthousiasme van de kinderen. Het is lastig om te genieten van andermans plezier als je moe bent, een kutbaan hebt en de succesvolle ik-heb-zo’n-leuk-leven van je Facebookvrienden voorbij te zien komen. Maar het enthousiasme van de kinderen groeit bij iedere bocht.

Een van de moeders roept: “Jongens, daar komt weer een scherpe bocht! Houd je vast!” De kinderen grijpen zich vast aan de stoel voor zich, de stangen en aan elkaar. Als de achterkant van de bus ook meezwenkt om de bocht te maken, moeten alle passagiers zich schrapzetten om rechtop te blijven zitten. De kinderen gieren het uit van het lachen. Ze zijn amper de eerste bocht te boven, of de moeder kondigt een nieuwe aan. “Nu gaan we Eva pletten!” brult het jongetje van het lachen. De kleinste meid wordt snel door haar moeder op schoot getrokken en hoppa, de G-krachten duwen het hele zooitje onder een luid gelach tegen elkaar. Met iedere lach komt er een golf van plezier door de bus.

De vrouw met het pittige kapsel draait zich om en laat tot ieders verbazing een grote glimlach zien. De eierstokken van het appelvrouwtje dansen vrolijk mee op het ritme van de kindergiechels. Als er meer en meer mensen meelachen, beginnen zelfs de notoire schildpadhoofden uit hun schulp te kruipen. Hun schouders ontspannen en ze kijken zelfs even uit het raam. Dan komen de stoplichten in zicht. Nog één laatste bocht voor de bus bij het eindstation is. De moeders tellen af van drie tot één en de hele bus geniet van de voorpret van die paar kinderen. In de laatste bocht juichen de kinderen: “Mama, wanneer gaan we weer met de bus? Ik heb hem al twee keer geplet! Dat was leuk!”

Bij de eindhalte werd er een stuk meer geglimlacht dan normaal. Een blik van verstandhouding werd gewisseld met een van de moeders, de forensen die elkaar hadden zien lachen knikken elkaar nog een keer toe. De kinderen hebben een golf van plezier veroorzaakt, waar de reizigers nog een of twee keer aan zullen denken als ze weer in die scherpe bochten van de bus zitten. En misschien glimlachen ze dan nog eenmaal, omdat ze weer even terugdenken aan hun jeugd en weer even voelen hoe bijzonder hun eigen eerste busrit was.