Olympische winterkneuzen 2010

Ik mis geen minuut van EK’s en WK’s voetbal, zwemmen of atletiek, volg de grandslamtennistoernooien en golf-majors op de voet, zit aan de buis gekluisterd bij de Tour, Giro en wereldbekerwedstrijden wielrennen, en leef enorm toe naar de Olympische Zomerspelen. Maar dat alles valt in het niet bij het summum der heroïsche sport, de Olympische Winterspelen. 

Nog 26 dagen en dan is het na vier jaar lang aftellen eindelijk weer zover. In 2010 is Vancouver het walhalla der wintersportliefhebbers zoals ik. Mijn respect voor de mannen van stavast is torenhoog. Decennialang zwoegen de kloekmoedige bikkels dagelijks op ongerepte Scandinavische toendra’s, over onherbergzame Sloveense Alpen en door verlaten naaldbossen in het Zwarte Woud. Onversaagd buffelen ze jaar in jaar uit door de barre kou, vernietigende sneeuwstormen en gure noordoostenwind om dat ene stukje edelmetaal in de wacht te slepen. Weeralarmen kennen de ijsbikkels niet. Sneeuwjacht en sneeuwduinen worden met open armen ontvangen. Bij deze sabreurs te vergeleken zijn de mooiweersporters slechts slappe lanterfantende amateurs.

Maar zelfs op de winterspelen is het helaas niet louter dennengeur en maneschijn wat de klok slaat. Ook Vancouver wordt vervuild door veredelde hobbyisten. Bij de openingsceremonie pik je hen er zo uit. Ze wandelen als brugklassers te midden van eindexamenkandidaten, als Balkenende op bezoek bij Obama of Mandela. Kleine kinderen plompverloren tussen de robuuste ijzervreters. Ik heb het natuurlijk over de schaatsers. Wintersportparia’s pur sang.

Laat ons land nou net het enige zijn die deze doetjes al jarenlang bombardeert tot nationale troetelberen. Ook dit jaar zullen we weer massaal ‘onze’ lulletjes rozenwater volgen. Hup Stefan Groothuis, heya Ireen Wüst, olé Bob de Jong en come on Sven Kramer. In elk ander land worden langebaanschaatswedstrijden logischerwijs gereden in een ambiance die troostelozer is dan Telstar-FC Omniworld op een kille maandagavond. Als er geen herhaling van de Hanenkam-afdaling op tv is, de boodschappen voor volgende maand al zijn gedaan en de hond al heeft geplast wil er nog weleens een handjevol verveelde familieleden langs de baan staan, maar daar is het dan ook wel mee gedaan. Mondiaal gezien worden shorttrack, skeleton, kunstschaatsen en de noordse combinatie veel hoger aangeslagen. Zelfs curling en snowboarden zijn populairder. Nee, het langebaanschaatsen zal de rest van de wereld werkelijk een rotzorg zijn. En dat is natuurlijk meer dan terecht. In welhaast zomerse temperaturen moeten de schaatsertjes aan het zuurstof na een piseindje over een spiegelgladde ondergrond -die in de verte iets met ijs te maken heeft- te zijn gegleden, om vervolgens nog dagen last te hebben van een 1500-meter kuchje. Een 1500-meter kuchje! Svenergy, laat me niet lachen. Ronny Ackermann onthield zich vrijwillig een jaar lang van seks, om optimaal voorbereid te zijn voor de noordse combinatie op de Olympische Spelen van 2002 in Salt Lake City. Dat is pas hart voor de zaak. Ole Einar Björndalen verricht al meer dan vijftien jaar lang 363 dagen per jaar onmenselijk zware trainingsarbeid om aan de biatlontop te blijven. Over sportmannen gesproken. 
Maar nee hoor, Nederland moet uitblinken in de winterse mietjessport nummer 1. Dus staat volgende maand heel het land weer op de banken als ‘onze’ zogenaamde topsporters voorlangs kruisen bij een 83-jarige Mozambikaan, als ze een invalide Fin die met Friese doorlopers achter een stoel schaatst op 5 seconden zetten en als een Congolees zonder benen na een fotofinish blijkt te zijn geklopt. Bravo.

Winnen is alleen belangrijker dan meedoen als de rest meedoen niet belangrijker vindt dan winnen. Maar goed, ik heb me druk genoeg gemaakt. Tijd om een stukje te gaan Nordic Walken.