Kraaiennest (5): Le bonheur se raconte mal

Vorige deel hier. Hieronder de finale.

Drie voor een.
Bij een groepsverkrachting.
Ben je even niet alleen.
Walter Louw 12/03/1964 – 04/10/2009

Walter liep door de tuin van Villa Borghout, hij piekerde. Had hij Robert onterecht ontslagen? Misschien was hij wat emotioneel geweest bij zijn besluit, maar toch, wat een klootzak was het ook. De middag nadat Robert zijn ontslagbrief had gekregen was hij gelijk naar de redactie van het magazine ‘De Laatste Adem’ gestapt en had hij honderduit verteld over de kwestie Dooie Teen. Ja, de journalist had vandaag onder lichte druk beloofd dat hij af zou zien van een artikel en Abi zou vanmiddag bij Robert om opheldering gaan vragen, maar Walter was er nog steeds onrustig over. Vooral omdat de kwestie Dooie Teen ondertussen nog steeds niet opgelost was en hij nu elk nieuw lijk panisch in de gaten hield om te zorgen dat het van top tot teen compleet zou blijven. Even had Walter gedacht dat Robert misschien wel zelf achter de vermiste tenen zat, maar dat kon niet. Volgens Abi waren de eerste klachten over missende tenen al gekomen voordat Robert in dienst kwam. Walter voelde een lichte migraine opkomen. Misschien moest hij maar eens gaan schilderen, om tot rust te komen? Het deurkozijn van zijn kantoor kon wel een likje verf gebruiken. Waar haalde hij verf vandaan?

Abi stond bij de voordeur van Roberts huis. Het was een vrijstaand huis in een villawijk, waar Robert met twee studenten woonde. Zelf was Robert een jaar geleden gestopt met zijn studie en had hij verschillende baantjes gehad. Abi had aangebeld, maar er werd niet open gedaan. Voorzichtig was ze om het huis heengelopen. Ze had door de ramen naar binnen gekeken en inderdaad niemand in huis gezien. Verveeld opende ze de brievenbus aan de straat en haalde er een envelopje bankafschriften van Robert uit. Ze scheurde het open. Robert had behoorlijk veel geld voor een student, ruim tienduizend euro, zoveel kon hij nooit verdiend hebben bij Louw Uitvaartverzorging. Snel scande ze de regels. Wat? Een storting van vijftienduizend euro? Van G. Riet? Abi, draaide zich om, Robert kwam de straat inlopen.

‘Ja, hoi met Walter.’ Het nummer van Gert Riet kende Walter inmiddels uit zijn hoofd, zo vaak belde Walter hem. De ene keer om extra handgeschilderde kisten te bestellen, de andere keer om een vraag van een klant te beantwoorden. ‘Ik heb even wat verf nodig voor mijn deurkozijn, dus ik pak even een blik uit je werkplaats, dat je het weet.’ Met zijn mobiel in de hand liep Walter naar de kelder. ‘Nee, je hoeft niet te komen, ik kan het zelf wel vinden. Nee, echt niet, dat lukt wel.’ Walter ging de keldertrap af. ‘Ja, hé, komt goed. Nee, ik zal nergens aan zitten. Nou zeur niet zo, ik pak alleen een blik verf, die blikken zijn niet heilig. Tot ziens.’

Abi ging zitten op een van de twee plastic stoeltjes in de tuin van Roberts appartement. ‘Robert, ga ook maar even zitten. We hebben een paar dingen te bespreken.’
Aarzelend nam Robert plaats op het witte plastic.
Abi keek Robert strak aan. ‘Je dacht dat je het wel ruim mocht nemen met de afspraken? Dat er nergens consequenties aan verbonden waren? Nou, welkom dan, welkom in de stoel der consequentie. Weet je wat raar is? Jij hebt nog geen idee wat die consequenties zijn en ik zie ze zo hangen, daar boven je hoofd.’
Robert keek naar boven en realiseerde zich tegelijk dat hij zichzelf voor gek zette. ‘Jaja, kan je een beetje to the point komen, ik heb meer te doen,’ mompelde hij, terwijl hij nu naar de grond staarde.
‘Toen je bij ons kwam werken heb je een contract getekend. Interne zaken blijven intern, daar tekende jij voor. Naar een journalist rennen met verhalen over verdwenen tenen is zo’n beetje het tegenovergestelde.’
Robert keek naar de bankafschriften in Abi’s hand, Abi keek naar Roberts gezicht. ‘En dan nog iets. Waarom krijg jij vijftienduizend euro van Gert op je rekening?’
‘Tja waarom?’
‘Ja, waarom?’
‘Eh, waarom, waarom, waarom. Waarom draait de aarde om?’
‘Om in evenwicht te zijn met de zon. Dus dat geld van Gert, waarom?’
‘Ach Abi, het had zo mooi kunnen zijn tussen ons, maar ja, jij wilde niet. En nu werk ik niet meer voor jullie, zoals je ziet. Dus waarom zou ik me nog bezig houden met dit soort zaken, ik zou er alleen maar mee in moeilijkheden raken. En dat rijmt.’
‘Hey, Rob, je bent nu echt op weg de grootste imbeciel in de geschiedenis van het vervolgverhaal te worden. Eerst al naar die journalist stappen met het verhaal over de afgeknipte tenen, en nu weiger je een verklaring te geven. Misschien heb je het in je korte tijd bij ons nog niet zo gemerkt, maar: in deze business gaan we daadwerkelijk over lijken. Ik zou je ego maar even heel snel aan de kant zetten en nu eens gaan praten.’

Walter vloekte binnensmonds. Wat een stank hing er in de werkplaats van Gert, kon die man de boel dan niet een beetje schoonhouden? Terwijl Walter de verf zocht, vroeg hij zich af wat er nu zo stonk. Was het dat enorme kleed dat daar aan de muur hing? Het leek er wel op. Dat kleed moest onmiddellijk worden weggegooid. Voorzichtig trok Walter het kleed van de muur. Verbijsterd liet hij zich op de grond vallen. Onder het kleed stond een houten stellage waaraan tientallen grote tenen vastgespijkerd zaten. Achter hem hoorde hij de deur open gaan.
‘En monsieur Louw grist en passant ook nog het doek van mijn werk, waarmee alles, alles verwoest is. Connard! Ce n’est pas fini, mijn kunstwerk was nog niet af en nu is het kapot. In zijn een-na-laatste fase is hij onthuld, de aanblik van het gebrek is zichtbaar geworden. Het kunstwerk was niet af, waarom kon u er niet van af blijven monsieur Louw?’
‘Je bent geen kunstenaar, je bent een kistenschilder, Gert. En je bent ziek, wat is dit voor..’
‘Enculé!  Een kistenschilder, een kistenschilder, zo noemde u mij al die jaren, ik ben een kunstenaar, nooit anders geweest. En die paar dooie tenen, denkt u dat iemand die ooit zou missen, werkelijk zou missen? Non, niemand zou er minder om slapen. En nu, nu is alles voor niets geweest. Een kunstwerk dat voortijdig wordt onthuld is voor eeuwig gedoemd.’
‘Gert, waarom doe je dit, waarvoor doe je dit? Dit slaat toch nergens op. Negenentwintig rottende  tenen, waarom?’
‘Vingt neuf, in die positie had deze wand nooit het licht mogen zien, dertig was het heilige, het glorieuze getal. Maar nu zit de 29 voor eeuwig in uw geheugen en is mijn chef d’oeuvre waardeloos.’
‘Hou godverdomme eens op over je zielige kunstwerk. Nou, het is kapot, vernietig het, steek het in brand, laat de rode haan kraaien. En ga door met kisten schilderen, je moment als psychopathisch kunstenaar heeft lang genoeg geduurd. En, ik weet..’
‘Tenzij,…’
‘Wat tenzij?’
‘Tenzij ik uw geheugen wis, dan is het kunstwerk weer blanche en kan het voltooid worden.’
‘Mijn geheugen wissen? Gert, maak je nu een grapje? Je weet dat zoiets niet kan hè?’ 
Opeens haalde Gert een houten lat achter zijn rug vandaan. In een zwierige beweging kwam de lat op volle snelheid neer op Walters hoofd.

Het TL licht ging flikkerend aan en hij schrok wakker. Echt geslapen had hij niet, het was meer een soort lichte bewusteloosheid waar hij de afgelopen uren in rond had gedwaald. Al die tijd had hij geen enkel besef gehad van iets of iemand, ook niet van zichzelf. Het duizelde hem allemaal een beetje, hij had het gevoel dat er aan zijn armen werd getrokken en er tegen zijn borst werd gedrukt. Of hij werd samengeknepen, daar leek het op. Het felle licht van de Tl-buis verblindde hem tijdelijk, maar langzaam kreeg hij een wazig beeld van de omgeving. Een grote ruimte, grijze betonnen wanden met verfpotten die overal over de vloer verspreid stonden. Het was de werkplaats van Gert Riet waar hij een paar uur geleden zijn bewustzijn verloren was. Een deur recht voor hem, hij wilde er heen lopen, maar merkte dat zijn voeten de grond niet raakten, ze bungelden in de lucht. Toen hij naar zijn voeten wilde kijken, werd hij weer duizelig, een bonkend gevoel in zijn hoofd. Hij merkte dat hij op een stoel zat. Touwen liepen over zijn benen, over zijn borst. Walter wilde schreeuwen, maar voelde dat ook zijn lippen vastzaten.

Gert liep naar hem toe, in zijn handen droeg hij een tuinschaar. ‘U weet niet hoeveel dit werk voor me betekent, na dertig jaar ga ik haar eindelijk ten huwelijk vragen, met dit schitterende raamwerk vol tenen. Ze wilde enkel met me trouwen als ik een speciaal kunstwerk voor haar zou maken. Anja van der Plas, mon ami, na een verloving van dertig jaar, ga ik haar binnenkort dit werk aanbieden en zullen we in het huwelijksbootje stappen. U heeft het me niet makkelijk gemaakt, monsieur Louw. Heb ik eindelijk iemand gevonden die tegen betaling mij tenen willen leveren zodat ik het zelf niet meer hoef te doen, wordt hij door u ontslagen. Daarna probeert u het kunstwerk te vernielen door het voortijdig te onthullen. Maar bon, waar praten we nog over, u zult zelf actief meehelpen aan de completatie van het werk.’ Gert bukte en schoof de metalen messen van de tuinschaar over de voet van Walter. Met zijn tanden op elkaar drukte hij de handvaten tegen elkaar. Bloed spoot over de betonnen vloer. ‘Le voilà. U bent een goed mens, monsieur Louw, ik wist dat u het zou begrijpen. Maar nu, nu moet u sterven, dan is het kunstwerk weer uit uw geheugen en zal Anja de eerste zijn die het kan aanschouwen. Beter 1 kraai in de grond dan tien in de lucht. Je suis désolé.’ Op volle kracht drukte Gert de schaar in Walters buik. Walter schreeuwde de tape van zijn mond. Op hetzelfde moment kwam Abi door de kelderdeur aangerend. ‘Ah, le femme fatale, mademoiselle Michaux. U kunt niets meer doen, u bent te laat!’ Gert kraaide victorie, zijn armen naar het plafond gericht.

Een paar dagen later zakte Walter, ironisch genoeg, in een handbeschilderde kist van Gert Riet de grond in. Het was een eenvoudige begrafenis, veel vrienden had Walter nooit gehad. Robert stond huilend bij het graf, naast hem stond Anja. Beiden waren de afgelopen dagen verhoord door de politie, maar vrijgesproken van medeplichtigheid. De enige die nog vastzat was Abi. Ze had Walter tot het laatste moment proberen te redden, maar toen hij uiteindelijk zijn laatste adem uitblies, had ze haar woede op Gert botgevierd. De rest van zijn leven zou hij in een rolstoel zitten. Buitensporig geweld, zo noemde de politie dat. Abi noemde het anders. 'Soms,' zo sprak ze tegen de rechercheur: 'zou je willen dat dingen anders liepen, dat verhalen altijd een goed einde hebben. Maar ja, in een wereld waar mensen rondlopen met een lelijk Frans accent op zoek naar dooie tenen, moet je niet al te hoge verwachtingen hebben.'

 kraaien