Zeikpissers in de kroeg.

Shitonya stuurde via de Columnsubmit



Zoals wel vaker, stapte ik op een avond de kroeg in. Als je dan toch zo nodig wilt stappen, stap dan in een kroeg, want in een discotheek loop je een grotere kans een nekslag te krijgen of op zijn minst een erotisch geladen vleeshomp die zich aan je kont vastklampt. Ik zag een lege kruk naast één of ander crapuul en nestelde mijn reet op de desbetreffende kruk. Ik bestelde een biertje, stak mijn geliefde op en keek wat in het rond. Ineens draaide de hoop botten zich om en zei: “kun je misschien je sigaret uitmaken, want ik kan niet tegen die rook.” Vol ongeloof nam ik nog een hijs en blies het in haar ogen. “Als je niet tegen rook kan, moet je niet naar een café gaan hersenloze put.” Terwijl ik op haar volgende nietszeggende antwoord wachtte, nipte ik nog maar eens van mijn andere minnaar die smaakvol door mijn tong werd gebeft. Bier is de pleister van de pijn der klaagzangen die ik meningmaal moet aanhoren. Haar mond bleef nog een tijdje openstaan, maar ik hoorde niets anders dan onzin.

Dat is totaal niet wereldschokkend, want mensen zijn nu eenmaal met die nare eigenschap geboren. Er kwam geen eind aan de storm onnozelheid en net toen ik mijn barkruk hardhandig tegen haar hoofd wilde werpen, kwam de barman eraan. Hij maakte een handbeweging alsof hij het vrouwelijk monster ter plekke wilde neerschieten. Maak haar maar af beste kerel. Schiet haar amandelen als uitgeknepen puisten maar naar buiten alsof het een fluitje van een cent is.

Spijtig genoeg bleek zijn moordslag geen realiteit te worden, want hij haalde enkel een pakje sigaretten uit zijn broekzak en stak er één op, gevolgd door een walm rook richting het verbaasde gezicht van het oestrogene wijf. “En als je nu niet onmiddelijk mijn kroeg verlaat, dan begraaf ik die zeikende grafbek van jou samen met die schoorsteen naast je onder de grond!”. Als een poes met een natte dweil tussen haar benen vloog ze de kroeg uit, gevolgd door weer een tirade van de barman: “En als je last van rook hebt, zou ik maar eens dat riool tussen je benen dichtnaaien, want daar kan geen sigarettenrook tegenop!” Alles goed en wel, maar toch vroeg ik mij nog één ding af en vroeg waarom de barman mij ook wilde begraven als die rioolrat het pand niet wilde verlaten. “Omdat ik jouw rotkop ook niet kan aanzien.” Een man van mijn hart. Tegenwoordig kom je nog maar weinig mensen tegen die zo eerlijk, direct, begripvol en rechtvaardig zijn.

Ergens in mijn lichaam onstond een onbeheersbare, onverklaarbare drang hem een cruciale doch vermakelijke vraag te stellen en logischerwijze stelde ik hem dus maar. “Zeg barman, wil je die sigaret eens uitmaken, want ik kan niet tegen die rook van jou.” Terwijl ik nog maar eens mijn longen vol nicotine zoog zag ik hem nadenken. Vervolgens zei hij: “Dat gezeik van jou is te stompzinnig om verloren te laten gaan. Is Fok niets voor jou?” “Is een babyroze string niets voor jou?” Wederom zag ik hem nadenken. Mensen denken werkelijk waar over de meest grote onzin na, zo blijkt maar weer. “Nee, ik denk niet dat zo’n roze string wat voor mij is. Maar nu even serieus. Ik denk echt dat jij je gal moet spuwen op fok.” Als een bedreigde lama voelde ik mij in het nauw gedreven en kon dus niet anders dan hem beloven een poging te wagen. Ik wierp mijn lege glas tegen zijn kale hoofd en verliet de kroeg. Tijd om mijn hoofd te breken over een geschikte fok column...