Totdat het tegendeel bewezen wordt

Een dood normale nacht. Zoals zo vaak fietste ik weer alleen richting huis. Ik kwam net van mijn vriend vandaan en was nog zo gelukkig, dolblij. Niet bewust van het ongeluk wat mij te wachten stond. Ik zat vrolijk mee te bleren met iemand die absoluut niet kon zingen vanuit mijn mp3 speler, maar dat maakte mijn humeur er niet slechter op. Niets kon deze dag nog verpesten. Niets en niemand. Fout gedacht, maar daar was ik toen helaas nog niet achter. Het was natuurlijk al donker, maar dat hinderde niet. Ik was niet bang voor het donker, ik was nergens bang voor. Ik voelde me juist altijd op mijn gemak in het donker, ’s nachts. Dan kom ik pas tot leven. En dat leven werd me snel weer ontnomen.

Doodstil op straat. Geen fietsers, brommers of auto’s. Enkele vechtende katten of fladderende vogels, maar meer ook niet. Alleen ik met de muziek in mijn oren tetteren. Vandaar dat ik het ook niet zag aankomen. Ik weet niet hoe ik het wist, ik denk dat ik het op een of andere manier aanvoelde en keek achterom en daar zag ik een man in donkere kleding. Ik kon zijn gezicht niet goed zien, omdat hij een sjaal voor zijn gezicht hield en een zonnebril op had. Wat een idioot. Alsof er om half 1 in de nacht nog zon schijnt en het is bloedheet, dus waarvoor hij die sjaal nodig had mag Joost weten, want ik had geen flauw idee.

Opeens een wiel tegen mijn achterwiel. Godsamme! Randebiel, kijk toch uit je doppen, je ziet toch wel dat ik voor je rij? Ik begon sneller te fietsen in de hoop dat hij achterbleef. Maar ook hij begon sneller te rijden. Wat een malloot. Dus ik zette nog wat extra spierkracht op mijn trappers en nog meer en nog meer, maar hij bleef vlak achter me rijden. Ja, mijn hoofd was er inmiddels al achter dat hij me achtervolgde en niet zo’n beetje ook. Waarom haalt iemand het in zich hoofd mij te volgen. Ik ben geen bekende Nederlander, was niet rijk en beeldschoon ben ik allerminst. Maar al snel botste hij weer tegen me op. God, het leek wel een wielrenner met achtervolgingswaanzin.

Na tien minuten was ik behoorlijk uitgeput en hijgde als een puppy. Nog nooit had ik zo hard mijn longen uit mijn lijf gefietst. Ik kon simpelweg niet meer harder. En dat was waar hij op hoopte, de klootzak. Hij kwam naast me fietsen. Ik kneep keihard in m’n remmen zodat ik kon omdraaien en kon vluchten, maar waarschijnlijk kon hij mijn gedachten lezen, want hij remde op hetzelfde moment en voor ik nog met mijn ogen kon knipperen, trapte hij me van mijn fiets. Toen ik opkeek, zat hij al naast me geknield en voelde ik opeens iets kouds tegen mijn slaap: “één kik en je gaat eraan”. Op dat moment begreep ik pas hoe het voelde om bang te zijn.

Ik bevroor en kon geen kant meer op. Wat kon ik in hemelsnaam doen? Hem vermoorden door mijn dodelijke blik in mijn ogen? Ik voelde me net als een lammetje die voor een wolf lag, klaar om opgepeuzeld te worden. Als ik toen had geweten wat hij me voor trauma gaf, had ik liever om die kogel gesmeekt. Maar in zo’n situatie weet je niet wat er gebeurt of gaat gebeuren. Alsof je in shock bent. Snelle ademhaling en ogen vol angst. Wat ging hij in vredesnaam met me doen? Mijn geld jatten wat ik niet had, mijn ogen uitsteken of me vragen of ik een vuurtje voor hem had?

Nog steeds verlamd door angst en het besef dat hij me dood zou schieten als ik iets probeerde, bleef ik op de grond liggen. Het gebeurde allemaal in een flits: hij knoopte mijn broek los en trok hem naar beneden, vervolgens mijn string en daarna zijn eigen broek en boxert. En wat er toen gebeurde…Ik wilde schreeuwen, schoppen, slaan, iets doen, maar kon niet. Ik wilde niet dood en angst had me in zijn macht. Ik deed mijn ogen stijf dicht en weer open. Nee, het was geen nachtmerrie. Deze keer niet. Ik voelde steken van pijn, maar ik gaf geen kik, zoals me was opgedragen. Tranen van pijn en verdriet sprongen in mijn ogen, maar ik huilde niet, bang om neergeschoten te worden.

Ik deed weer mijn ogen dicht, wachtend totdat het eindelijk voorbij was. Het duurde misschien enkele minuten, maar het leken voor mijn gevoel wel jaren te duren. Wat ik op dat moment dacht? Niets, totaal niets. Ik voelde me leeg. Leeg, terwijl er steeds wat in mij kwam. Steeds weer, en weer en weer. Een elektrische stoel was er niets bij vergeleken. Waarom gebeurde mij dit? Het verkeerde moment op de verkeerde plaats. Al was ik iets vroeger of iets later naar huis gegaan, was me dit misschien nooit overkomen. Dan lag hier misschien iemand anders en was ik nu veilig thuis. Maar nee, ik trek altijd ongeluk aan, dus dan moest dit mij gewoon overkomen. Ze zeggen dat alles went, maar ongeluk went nooit. Het blijft me steeds verassen.

Eindelijk voelde ik niets meer en hoorde ik zijn rits: “Godverdomme, jij bent echt de lekkerste hoer die ik ooit heb geneukt”. En hij stapte weer op zijn fiets en reed weg. Ik deed langzaam weer mijn ogen open en staarde naar de donkere hemel. Nog steeds leeg, ik kon niet meer denken. Geen tranen, maar wel leegte. Na een tijdje trok ik m’n string en broek weer omhoog en stond weer zo goed als het ging op mijn benen. Ik stak een sigaret op. Jezus! Net verkracht en dan steek ik een peuk op. Zoiets stoms heb ik nog nooit meegemaakt. Alsof nicotine de tijd terugzet. Alsof een peuk mijn geheugen van de laatste paar minuten kan wissen. Alsof een peuk me nu kan kalmeren.

Ik voelde me smerig. Smerig? Meer dan smerig, vies, gewoon walgelijk. Alsof iemand een emmer stront over me heen had gegooid. Was dat maar het geval geweest, daar kon ik tenminste nog mee leven. Na enige tijd fietsen maakte gevoelens van leegte en verdriet plaats voor gevoelens van woede, frustratie en haat. Waarom was juist mij dit overkomen? Waarom gebruikte hij mij als neukgleuf? Waarom neukte hij me tegen mijn wil in? Waarom heeft hij mij verkracht? Waarom, waarom, waarom en ik kon geen enkele vraag beantwoorden. Ik dacht altijd dat dit mij nooit zou overkomen. Alleen jonge, verlegen, blonde meisjes die er halfnaakt bijlopen gebeurt dit toch altijd? Die bloedmooi zijn en net in het verkeerde steegje lopen en waar tonnen mannen op geilen? Dus waarom ik in godsnaam?

Ik loop sinds kort bij een psychiater om mijn “trauma”zoals ze het zo mooi noemen te verwerken. Hoe kan een mens mij ooit met zoiets helpen als degene het zelf nooit heeft meegemaakt? Dat is onmogelijk. Ik omschrijf in alle details wat er is gebeurd en al mijn gevoelens, maar het is een gebeurtenis die zij nooit hebben meegemaakt. Gevoelens die zij nog nooit hebben gevoeld. En dan willen ze mij helpen? Wat een stel lolbroeken. Die lolbroeken mag die klootzak wel naar beneden trekken en neuken. Met welk geweldig inlevingsvermogen ook, zoiets kun je niet begrijpen als je zelf nooit slachtoffer bent geweest van zo’n dwangmatig neukfestijn.

Ik heb slapeloze nachten, mijn vriend laat ik niet meer in mijn buurt komen of welk mannelijk figuur dan ook, ik ga nooit meer alleen door het donker over straat, mijn zelfvertrouwen is helemaal verdwenen, en ik zit tegen depressief aan. Ik heb pepperspray en een zakmes tegenwoordig bij me en de string die ik die avond aan had, heb ik weggegooid. Ik douche me nu drie keer per dag omdat ik me nog steeds smerig blijf voelen. Mijn grote bek is inmiddels veranderd in een gesloten mond en ik ben elke seconde van de dag nog vreselijk bang dat ik weer wordt verkracht. Ik dacht dat ik de hele wereld aankon. Hij dacht dat hij mij wel aankon. En hij had gelijk. Ik zei altijd “ik heb altijd gelijk totdat het tegendeel wordt bewezen”. Ik kon niet de wereld aan, het tegendeel is bewezen. Voortaan geef ik mensen meteen gelijk. Ik wil geen bewijs meer, zeker niet als ik ervoor moet worden verkracht.