Er was eens

Er was eens, een lange tijd geleden, een groep Nederlanders die een belastingparadijs op aarde hadden gevonden. Het was wel ver weg van hun moederland, het weer viel ook nog eens tegen, maar verder was alles er perfect. Zo hoorden ze dat er bijna geen werkloosheid was, dat alle sociale voorzieningen er waren die maar denkbaar zijn en dat het een veilig land was om te verblijven. Ze emigreerden meteen en woonden er nog lang en gelukkig" alhoewel, voor een tijdje wel.

In het begin was alles perfect, de eerste garde Hollanders die over waren gegaan hadden zich al snel genesteld in hun nieuwe land en haalden ook bijna allemaal hun familieleden over om mee te delen in hun nieuw verkregen weelde. Het geluk kon niet op, dachten ze. Inderdaad, dachten ze!

Jullie vragen je misschien af of men zich niet buitengesloten voelde, of ze zich makkelijk konden aanpassen aan de gewoontes van dit nieuwe land, of ze de taal snel machtig waren en of ze zich niet eenzaam gingen voelen in een vreemd land? Nou, dit verliep allemaal best voorspoedig.

De autochtone bevolking ontving ze met open armen, was geduldig met ze en vond alle cultuurverschillen wel leuk. Zo vonden zij het bijvoorbeeld heel vreemd dat de Nederlanders een hand uitstaken bij ontmoetingen. Ze leerden ze in plaats daarvan een kleine buiging te maken. Ook wilden ze de Hollanders steeds leren hoe dingen uitgesproken werden en hoe je zinnen samen moest stellen. Af en toe werd er een grap gemaakt over "de rare jongens" (die Hollanders) maar beide partijen konden daar vaak hartelijk om lachen.

Toch was van een echte verbroedering geen sprake, daar waren de verschillen kennelijk toch te groot voor. Harmonie was een beter woord voor de verstandhouding tussen de twee bevolkingsgroepen. Niet dat dat een probleem was hoor. De Hollanders hadden elkaar al snel gevonden, net zoals ze dat al jaren deden op vakanties in Spanje en Frankrijk, klitten deze allochtonen samen in Nederlandse kroegen en Christelijke kerken. Een enkeling ging wel eens kijken bij een van deze Nederlandse ontmoetingen, maar keek toch vreemd op van het massale gezang over vliegers, tandartsassistentes en de Jordaan en ook van het achter elkaar aan lopen met de handen op de schouders van de voorganger. Nee, het bleef een raar volk die Nederlanders, raar maar best aardig.

Waar ging het dan mis? Nou, de Hollanders hadden, als zoveel zoogdieren, de behoefte tot voortplanting en kregen dus kinderen in het nieuwe land. Die kinderen zouden hun zogenaamde land van herkomst alleen kennen van de verhalen van hun ouders en een sporadische vakantie. Het nieuwe land was hun thuisbasis, alleen raakten ze vaak niet bevriend met de autochtone leeftijdsgenootjes, ze waren beperkt tot de groep van hun lotgenoten. Ze werden door andere kinderen altijd een beetje vreemd aangekeken. Zo hadden de Nederlandse kinderen het altijd koud, aten ze boterhammen met kaas (tenminste wat zij kaas noemden) in plaats van gewoon walvisfilet. Op 5 december hadden ze ook een gek feest, iets als vervroegd Kerstmis met een heel aparte Kerstman. Ook werd er eens per jaar met vlaggetjes van oranje gewapperd. Waarom deden die kinderen niet normaal? Als je ergens komt wonen dan pas je je toch aan?

Die Nederlanders spraken ook zo gek. Ik weet niet of u ooit Ruud Lubbers Engels heeft horen spreken? Nou dan kunt u zich voorstellen hoe de steenkolen versie van deze nieuwe taal geklonken moest hebben. De tijden van economische vooruitgang waren inmiddels ook wel voorbij. Men kreeg ineens te maken met termen als woningnood, werkloosheid, sociale voorzieningsgaten, wachtlijsten en daarbij kwamen er steeds meer Nederlanders in HUN land wonen. Het verband was snel gelegd, omdat er steeds meer kaaskoppen kwamen moest het geld verdeeld worden over meer mensen dan voorheen. Het was dus allemaal de schuld van al die immigranten.

Er stond een politicus op die paal en perk wilde stellen aan de intocht van vreemdelingen. Echter vond hij dat een ieder die ze al welkom hadden geheten ook gewoon kon blijven. De grens moest verder dicht tot de crisis over was. De man kon in korte tijd rekenen op een grote steun van het volk. Zelfs Nederlanders die er woonde konden zich goed vinden in de ideeën van de man. Toch was er in dit Utopia een groep linkse mensen die het idee verwerpelijk vonden. Heftige discussies tussen voor- en tegenstanders van de politicus ontstonden en de sfeer in het land werd wat grimmig.

Deze gespannen sfeer kwam tot een hoogtepunt toen een extreem denkende autochtone man de populaire politicus doodschoot voordat deze zijn plannen had kunnen waarmaken. De mening van menigeen werd heel radicaal, het was niet die ene man die hun held had vermoord, het was ieder links denkend persoon. Dood moesten ze! Al die linkse kolerelijers, DOOD! Het gevolg was dat iedereen met een gematigde mening bang werd deze te uiten. Andere politici begonnen ook steeds rechtsere meningen te ventileren om hun imago te redden. De grenzen moesten dicht, en gingen ook dicht.

Je hoorde sommige Hollanders zelfs zeggen dat al die profiteurs uit Nederland in hun eigen land moesten blijven. Waar men voorheen aardig deed tegen elkaar was het nu pure haat dat het volk bewoog. Een ieder die nuances in de discussie wilde aanbrengen was zo'n vuile linkse en werd dus ook meteen aangevallen op zijn softe karakter, want "hardheid" was het modewoord.

Elke keer dat een, van oorsprong, Nederlander iets verkeerd deed kwam dat breeduit in de krant te staan. Men keek iedere allochtoon met de nek aan. Allemaal zakkenvullers waren het! Men was vergeten dat die zakkenvullers vroeger gevraagd werden om te komen werken. Ze moesten nu allemaal weg! Alles maar dan ook alles wat fout ging was de schuld van linkse politiek. Die waren immers al die tijd te soft geweest. Politici probeerde dan ook in hun opvattingen harder te zijn dan de andere. Want hoe harder je standpunten waren hoe groter de steun ervoor was.

Uiteindelijk dropen de Hollanders stuk voor stuk af. Ook al beweerde de autochtone bevolking juist dat zij enorm bang waren voor die kaasvreters en dat ze daarom weg moesten van ze, waren het juist de Nederlanders die uit angst vertrokken, angst voor de toenemende haat in het land. Toen uiteindelijk de laatste allochtoon was vertrokken werd het weer rustig in het Utopia.

Je zou denken dat alle nu opgelost was. Dit bleek niet het geval. Het rekeninstituut van het land had uitgerekend dat de oudedagvoorziening die men had opgebouwd niet toereikend was om in de nabije toekomst de uitgaven te dekken. Dit kwam door de toenemende vergrijzing. Ook zag men dat de verpleging zo achteruit was gegaan dat sommige mensen zichzelf maar moesten verzorgen omdat er simpelweg geen personeel genoeg was. Een minister kwam met een oplossing: "Als we nou arbeidskrachten uit het buitenland binnenhalen dan hebben we meer verplegend personeel en dus meer belastinginkomsten waardoor de oudedagvoorziening niet direct in gevaar komt." Men bejubelde zijn idee en dit werd uiteindelijk ook uitgevoerd en zo leefde men er nog lang, en bij tijd en wijle gelukkig.