Femke Halsema en de beschaving

In de rubriek Plat Haags nemen Driek Oplopers, Luc van Lier, Petertjeprik en harry64 het Nederlandse politieke landschap onder de loep. Vandaag behandelt Petertjeprik het debuut van Femke Halsema als columnist voor De Correspondent, door de kerngedachte van haar column te bespreken."
 

Afgelopen dinsdag publiceerde Femke Halsema haar eerste column voor De Correspondent. In deze column stelt mevrouw Halsema dat de “beschaafde” samenleving functioneert. Zij onderbouwt deze stelling door middel van twee anekdotische voorbeelden. Het eerste voorbeeld dat wordt aangehaald is het feit dat het de Noorse terrorist Anders Breivik is toegestaan om te studeren en dat men niet heeft geprobeerd om deze deelname met nieuwe regeltjes te traineren. Waar ik me hier echter op wil focussen, is het tweede voorbeeld dat mevrouw Halsema aanhaalt, namelijk het feit dat de rechter die de zaak Robert M. behandelde onaangetast – in mevrouw Halsema’s woorden ‘groots’ – doorging met het oplezen van zijn vonnis, nadat Robert M. de waterige inhoud van zijn glas naar de beste man had gegooid. Toen ik de column las, toverde deze een glimlach op mijn gezicht. Ik was het in eerste instantie dan ook roerend eens met de woorden van mevrouw Halsema. 

Echter, diezelfde avond zond de AVRO de documentaire 'De verdediging van Robert M.' uit, die ervoor zorgde dat ik me niet meer helemaal kan vinden in het betoogje van mevrouw Halsema. Voordat ik dit laatste onderbouw wil ik benadrukken dat de hierboven beschreven momenten van redelijkheid mijns inziens wel degelijk mogen worden opgevoerd als symbolen van beschaving. Echter, ik betwist of aan deze zelfde symbolische momenten van beschaving de conclusie mag worden verbonden dat “de beschaafde samenleving” functioneert.

Het functioneren van de beschaving in de samenleving wordt in de column van mevrouw Halsema namelijk gereduceerd tot twee enkele gevallen van beschaafde reacties van respectievelijk een rector magnificus en een rechter. Twee vooraanstaande personen.

Wrang is hierbij het gegeven dat de aangehaalde rechter spreekrecht heeft verschaft aan de ouders van de slachtoffers van Robert M. Hiervoor zou volgens de verdediging van Robert M., de heer Anker, geen rechtelijke grond zijn. Het spreekrecht zou namelijk alleen toepasbaar zijn op de directe slachtoffers of nabestaanden. Uit de rechtsgeschiedenis blijkt dat deze wet niet zonder nadenken of impulsief is ingevoerd: er ligt een juridische gedachtegang en argumentatie aan ten grondslag. In het geval van de zaak Robert M. zou het hier dus het spreekrecht van de misbruikte kinderen betreffen. Toch meende de rechter het spreekrecht aan ouders te moeten verlenen. In dit licht bezien lijkt het erop dat de rechter is bezweken voor de hevig emotionele reactie van media, politiek en samenleving, in plaats van zijn rol als onafhankelijk rechter en navolger van de wet te vervullen. Als een rechter geheel naar eigen gerieven wetten aanpast, en/of zwicht voor de grillen van de samenleving, dan wekt deze de suggestie van arbitraire rechtspraak. Dit perspectief, hoewel enigszins gekleurd door de verdediging van Robert M., vind ik contrasteren met de beelden van de rechter die koeltjes verder gaat met het voorlezen van zijn vonnis. Hoewel ik de beschaving van de rechter in functie niet wil ontkennen, valt deze in mijn ogen over de gehele linie te betwisten.

Daarnaast vraag ik mij überhaupt af of je het functioneren van de beschaafde samenleving kan afmeten aan het functioneren van een rechter. Fungeert een rechter in functie überhaupt binnen de kaders van de samenleving, staat hij niet eerder langs de zijlijn wanneer hij/zij recht spreekt? Bovendien spreken we van een samenleving, dan kan je het functioneren van de beschaving binnen zo’n samenleving niet reduceren tot één persoon. Als we breder kijker dan deze rechter, alleen dan zien we dat onze samenleving tevens vele bedreigingen heeft voortgebracht aan het adres van Robert M. en de verdediging, politici die zich met de rechtsgang bemoeien en deze onder druk zetten, de media die zich niet alleen keerden tegen Robert M, maar ook tegen de advocaten van Robert M. Tevens herinner ik mij een oplaaiende discussie of de doodstraf voor dit soort gevallen – of zelfs speciaal voor deze zaak – weer moest worden ingevoerd.

De uiteindelijke vraag die ik u, de lezer in het algemeen en mevrouw Halsema in het bijzonder, wil voorleggen met deze column is of de eenmalige beschaafde reactie van de rechter genoeg grond biedt voor de stelling dat de beschaafde samenleving in Nederland functioneert. Ik denk van niet.