In Memoriam: David Bowie 1947 - 2016
De Berlijn-trilogie
Vlak nadat de opnames voor Station To Station waren afgerond ging Bowie zich richten op het schrijven van filmmuziek voor The Man Who Fell To Earth, een film van regisseur Nicolas Roeg, waarin hij ook de hoofdrol speelde. Bij het presenteren van een aantal van de tracks liet Roeg hem weten dat hij een meer folky soundtrack voor zijn film in gedachten had en wees de muziek van Bowie af. Mede door zijn drugsverslaving vertrok Bowie in 1976 uit de naar eigen zeggen 'cocaine hoofdstad van de wereld' Los Angeles en woonde korte tijd in Zwitserland en Frankrijk om daarna weer te verhuizen naar de 'heroine hoofdstad van de wereld' West-Berlijn. Een drugs waar Bowie gelukkig helemaal niks mee had.
In Berlijn ging Bowie aan de slag met de Amerikaanse synthesizer virtuoos Brian Eno (ex-Roxy Music). Vanwege het afkickproces viel het Bowie dan ook zwaar om materiaal te schrijven voor zijn nieuwe plaat, wat duidelijk terug te horen is in de duistere en gejaagde composities. Ook kwam Bowie in contact met zanger Iggy Pop die in West-Berlijn van zijn heroineverslaving af probeerde te komen. Van september tot oktober 1976 werkten de mannen samen in de Hansa Studio by the Wall in West-Berlijn aan de totstandkoming van het album Low, dat het eerste deel zou vormen van de legendarische en door veel Bowie-fans geprezen Berlijn-trilogie.
Wat vooral opviel bij het album was het grote aantal instrumentale tracks op het album. Zo opent Kant A van de plaat met het spacende 'Speed of Life' en sluit diezelfde kant van de plaat af met het autobiografische 'A New Career in a New Town', wat een duidelijke verwijzing was naar Bowie's beslissing om in plaats van in Amerika weer in Europa te gaan wonen, om zijn muzikale loopbaan voort te kunnen zetten. Beide tracks worden uiteraard gedomineerd door de indrukwekkende synthesizerpartijen van de genieuze Brian Eno.
Jasmine, I saw you peeping.
As I pushed my foot down to the floor.
I was going round and round the hotel garage.
Must have been touching close to 94.
(uit: 'Always Crashing In The Same Car')
Kant B van Low opent vervolgens met het prachtige 'Warszawa', een grotendeels instrumentale compositie gebaseerd op de ervaringen van Bowie na zijn bezoek aan Warschau, waar de muzikant in 1973 met de trein langskwam op weg van Moskou naar West-Berlijn. De daaropvolgende nummers 'Art Decade', 'Weeping Wall' en het fraaie 'Subterraneans' lieten ook duidelijk de invloed van Eno op dit album horen met gecompliceerde en onnavolgbare songstructuren, die hiermee een album af wist te leveren die ook zeker niet had misstaan als de soundtrack voor een obscure film-noir.
Van juli tot augustus 1977 was Bowie weer met zijn band in de studio in Berlijn om te werken aan de opvolger van Low. Op het album Heroes speelde de Koude Oorlog, die de Duitse stad in tweeën had gesplitst, een grote rol. Ook niet zo vreemd als je beseft dat de studio van Hansa slechts een paar honderd meter van het IJzeren Gordijn lag waarop Russen de wacht hielden. Ook liet Bowie zich weer inspireren door krautrock bands als Neu! ('Heroes') en Kraftwerk ('V2 Schneider'). Voor de kenmerkende scheurende gitaarpartijen belde Bowie zijn muzikale collega Robert Fripp, die naar eigen zeggen al zo'n drie jaar niks meer had gedaan, maar na enkele sessies de smaak alweer goed te pakken had van het snarenplukken. Ook produceerde de muzikant in 1977 tussendoor nog een tweetal zeer succesvolle albums van Iggy Pop (The Idiot en Lust For Life).
They don't walk,
they just glide in and out of life.
They never die.
They just go to sleep one day.
(uit: 'Sons of the Silent Age')
Net als Low kende ook Heroes een paar prachtige atmosferische en duistere instrumentale tracks ('Sense of Doubt' en 'Neuköln'), maar over het geheel gezien was de plaat alweer een stuk toegankelijker dan zijn voorganger. Nadat in de lente van 1978 opnames waren gemaakt tijdens de Isolar II world tour, die verschenen op het live-album Stage, verscheen in 1979 het afsluitende deel van de Berlijn-trilogie.
Bij de opnames van de plaat Lodger, die eerder nog de werktitels Planned Accidents en Despite Straight Lines had, was Robert Fripp niet meer beschikbaar, maar was zijn plaats overgenomen door Adrian Belew, die de liefhebbers ook kenden van zijn werk voor Frank Zappa en later ook voor Fripp's band King Crimson. Op Lodger ontbraken de kenmerkende instrumentals van Bowie en Eno, maar hadden deze plaats gemaakt voor invloeden uit Kenia ('African Night Flight'), freaky reggae met een snufje Turkse muziek ('Yassassin') en spacende krautrock ('Red Sails').
Ashes to ashes, funk to funky.
We know Major Tom's a junkie.
Strung out in heaven's high.
Hitting an all-time low.
(uit: 'Ashes To Ashes')
Ondanks ijzersterke singles als 'Boys Keep Swinging', 'DJ' en 'Look Back In Anger' scoorde Lodger een stuk minder dan zijn twee voorgangers en wordt tot op de dag van vandaag door velen als één van de meer ondergewaardeerde albums van Bowie gezien. Met het volgende album Scary Monsters (And Super Creeps) wist Bowie in 1980 ook de Amerikaanse fans te overtuigen dat hij nog in staat was om een catchy album af te leveren. Met het album wist Bowie een gulden middenweg te vinden tussen de experimentele klanken van de Berlijn-trilogie en het werk dat daarvoor met veel succes was verschenen. Zo kende Scary Monsters (And Super Creeps) grote hits als het creepy 'Ashes To Ashes' (waarvoor zelfs het alter ego Major Tom weer even uit de kast werd getrokken) en het swingende 'Fashion' en was ook het typische gitaarwerk van Robert Fripp weer te horen op deze uitermate veelzijdige plaat.