In The Zone of Interest eist het onzichtbare leed alle aandacht op

Afgelopen weekend was de Internationale Herdenkingsdag voor de Holocaust, de genocide waarbij ongeveer 6 miljoen Joden zijn omgekomen. Nog altijd een gruwelijk, steeds meer historisch wordend, feit. De datum van de herdenkingsdag, 27 januari, komt voort uit de datum waarop uit het vernietigingskamp Auschwitz de overlevende gevangenen werden bevrijd. Gruwelen hebben zich afgespeeld in dat kamp van 1940 tot die datum in 1945, waarvan het soms, omdat het zo erg is, nóg lastig is om je er een voorstelling van te maken.

Toch is dat voorstellingsvermogen waarop Jonathan Glazer vertrouwt bij kijkers van The Zone of Interest, dat deze week te zien was op het International Film Festival Rotterdam en vanaf nu in reguliere bioscopen draait. Hij laat ons namelijk het kamp zien, maar alleen van buitenaf.

The Zone of Interest

In The Zone of Interest wordt een Duits gezin geportretteerd dat woonachtig is in Polen. De vader des huizes heeft daar namelijk zijn werk en dus woont hij met vrouw, kinderen en bedienden in een lokale huisvesting. Een leuk huis, met voldoende kamers voor iedereen (zijn schoonmoeder komt op bezoek; zij is dik tevreden met de kamer waarin ze logeert), een grote tuin met bloemen, planten en groenten en een omgeving waar je heerlijk kunt recreëren, zwemmen, wandelen, noem het maar op. Er is bijna niets op aan te merken.

Het probleem is dat 'bijna'. Er is een heleboel op aan te merken. Het hele gezin negeert namelijk de geluiden uit het naastgelegen, eerder genoemde vernietigingskamp waarvan de eerder genoemde vader de kampcommandant is. De familie van Rudolf Höss woont direct naast Auschwitz; de buitenmuur van het kamp is de muur van hun tuin. Die is eigenlijk wel lelijk, legt zijn vrouw Hedwig uit, daar moet nog maar eens wat begroeiing tegenaan worden geplant. Zij is uitermate in haar nopjes met deze omgeving, haar tuin, de eigen groente, de ruimte om gasten te ontvangen. Het is een paradijs op aarde. Als Höss dreigt te worden overgeplaatst probeert ze te beargumenteren dat zij en het gezin gewoon blijven wonen waar ze nu zitten, zo fijn vindt ze het.

The Zone of Interest: Sandra Hüller

Maar ze zitten dus direct naast Auschwitz. De rook uit de schoorstenen hangt over de omgeving. De rook uit de treinen die nieuwe gevangenen komen brengen is duidelijk waarneembaar. En alles is te horen: gegil, geschreeuw, geschiet, die trein... De hele film door toont Glazer ons een ogenschijnlijk doodnormaal gezin, met doodnormale dagelijkse beslommeringen (tot twee keer toe zien we hoe Höss voor het slapen gaan een rondje door het huis maakt om alle lichten uit te doen) en eigenlijk geen boeiende gebeurtenissen. Want de hele film door knaagt dat geluid aan je, die wetenschap dat nét buiten beeld, nét achter dat paradijs op aarde, de hel op aarde plaatsvindt. Dat daar iets gebeurt waar we nog decennia, eeuwen, van zullen zeggen dat het onvoorstelbaar is dat dat is gebeurd. En toch: hier zie je dat gezin, daar zie je Höss een doodsaaie bespreking houden over een nieuw, efficiënt ontwerp voor verbrandingsovens, hier zie je de kinderen met elkaar spelen, daar in een hoekje zitten twee tieners met elkaar te vozen.

Het contrast tussen wat je ziet en wat je hoort, tussen wat getoond wordt en waarvoor je je voorstellingsvermogen moet gebruiken, is enorm. En daarom is het zo sterk dat de gebeurtenissen van het gezin Höss eigenlijk niet zo boeiend zijn. Want je aandacht gaat continu op aan het herhaaldelijk in verbazing vallen over hoe niemand het kan deren dat je die gruwelen kunt horen, dat 's nachts het enige licht dat van het vuur uit de verbrandingsoven is, over dat deze ogenschijnlijk doodnormale mensen eigenlijk gewetenloze wrede wezens zijn, die af en toe een stapeltje kleding krijgen en dan uitzoeken wat ze willen houden. Een doodnormaal tafereel, totdat je je beseft waar die kleding vandaan komt.