Indi-onderzoek gaat Bersiap ‘herconceptualiseren’

Het grote Indië-onderzoek gaat de gruwelijke Bersiap “herconceptualiseren”. Dat staat in een opmerkelijke verklaring over ‘veelstemmigheid en multiperspectiviteit’, dat de onderzoekers hebben gepubliceerd. De verklaring leidt tot onrust binnen Indisch Nederland. Volgens critici is het opnieuw een aanwijzing dat het Nederlandse leed tijdens de Bersiap wordt gebagatelliseerd.

Volgens de onderzoekers dient de Bersiap “niet langer (gezien)” te worden “als aanduiding van een periode waarin in de Nederlandse historiografie vooral Nederlandse en Indische Nederlanders slachtoffers waren van Indonesische gewelddadigheden, of, nog sterker, als slachtoffers van een etnisch-gemotiveerde strijd, maar als tijdvak waarin ook (…) andere bevolkingsgroepen slachtoffer werden van Indonesische (sic) geweld”. “Een typische stropop-redenering” aldus Hans Moll, voorzitter van Federatie Indische Nederlanders (FIN), tegenover Veren of Lood. Hij wijst onder andere op de officiële Nederlandse rechtvaardiging om troepen naar voormalig Nederlands-Indië te sturen en de Nederlandse historiografie. “Nergens gaat men voorbij aan de ontelbare slachtoffers onder Molukkers, Depokkers, Chinezen en Menadonezen, evenals die onder de inheemse bevolking”.

Bersiap (1945-1946) is Maleis voor “Wees paraat” of “Geef acht!”. Het is de strijdkreet van Indonesische (para)militaire organisaties en bendes, die vrijwel direct na de capitulatie van Japan dood en verderf zaaiden onder met name niet-Indonesiërs in Nederlands-Indië. Gedurende deze uiterst gewelddadige periode zijn duizenden (Indische) Nederlanders op gruwelijke wijze gemarteld, verkracht en vermoord door Indonesiërs, vanwege hun Nederlandse c.q. Europese etniciteit. Het exacte aantal Nederlandse slachtoffers is tot op heden onduidelijk. De schattingen variëren tussen de 5.000 en 30.000 doden en 15.000 vermisten. Ook Chinezen, Molukkers en andere groepen werden slachtoffer, al is onduidelijk hoeveel. Het geweld stopten niet na 1946. Het was tegen deze achtergrond dat de regering in 1947 besloot om het leger grootschalig in te zetten in Nederlands-Indië.

Volgens het Indië-onderzoek heeft de herconceptualisering “niet tot doel ‘het Nederlandse leed te bagatelliseren’, zoals sommigen vrezen”. “Die vrees is bij sommigen echter ontstaan omdat het onderzoek van meet af aan de Bersiap heeft afgeschilderd als een periode waarover ‘veel onduidelijkheden en mythes’ bestaan” memoreert Moll. Daarnaast zou het onderzoek de Bersiap wel degelijk bagatelliseren door onder andere een relatief geringe aantal onderzoekers op deze episode te zetten. “Daarmee gaat men ook en passant voorbij aan het feit dat het hoge aantal Bersiap-slachtoffers Nederland dwong om een aanzienlijke troepenmacht naar Indië te sturen” schetst Moll. Anders dan de onderzoekers suggereren blijken niet ‘verschillende’ perspectieven leidend om de dekolonisatie te begrijpen, maar fungeert “het perspectief van de toenmalige vijand Indonesië als leidraad”.

Het Indië-onderzoek ligt van meet af onder vuur vanwege de eenzijdige en partijdige opzet, maar ook omdat individuele onderzoekers met regelmaat de controverse zoeken. Zo zagen Anne-Lot Hoek en Remco Raben eerder geen probleem in hun pleidooi straten en pleinen naar Soekarno te vernoemen, terwijl Nederlandse standbeelden zouden moeten worden verwijderd. Ook de bizarre bewering van Rémy Limpach, dat “racisme in het DNA van KNIL-officieren” zou zitten, sorteerde woedende reacties. Vrij recent deed ook Fridus Steijlen een duit in het zakje. De onderzoeker blijkt auctor intellectualis van het eenzijdige frame van de “anti-Nederlandse propagandafilm” De Oost. Het NIOD weerspreekt de verwijten van partijdigheid en zegt dat het individuele onderzoekers vrij staat om deel te nemen aan het maatschappelijke debat.