Dodelijke date 10

De dagen zonder enige aandacht van Mo slopen voorbij, als wolken aan de hemel zonder wind. Ik wilde woest worden, hem vertrappen. Maar al mijn gedachtes hielpen niet dragelijk te maken hoe hij mij behandeld had. Toch stond ik er woensdag, op Centraal Station Leiden. Hij had mij eerder gezien dan ik hem. Ik voelde een hand op mijn schouder en niet lang daarna rook ik zijn zoete parfum. Met zijn hoofd in mijn nek fluisterde hij lieve woorden. Ik merkte dat mijn bovenlip zich krulde boven mijn tanden. Ik had een heel scala aan stellingen en losse woorden, veel waren negatief. Ik wilde mijzelf niet verliezen in deze relatie, maar voelde diep in mij dat dit langzaam gebeurde, terwijl ik hem steeds zo zelfverzekerd zag. Dat kwelde mij. Ik wilde aanvallen, maar de zoete geur van zijn parfum streelde mijn zintuigen. Ik voelde mijn weerstand verdampen.

‘Hoi schat,’ zei hij na alle andere zinnetjes en woorden, ‘wat ben je mooi, wat ruik je lekker, je ziet er fantastisch uit.’
‘Zullen we eerst wat drinken?’ vroeg ik, terwijl ik hem recht in zijn ogen aankeek.
We liepen naar Grand Café v/d Werff, een paar honderd meter van het Centraal Station.
We zaten en keken elkaar aan.
‘Hier ben ik geboren’, zei ik terwijl ik even naar buiten keek naar het Rijksmuseum voor Volkenkunde. Ik zag de schoolreisjes ernaartoe achter mijn ogen, in een flits. Ik hield en hou nog steeds van deze stad.
‘Hier? Het is een prachtige stad. Ik ben enkele keren met vrienden naar de 3 oktoberfeesten geweest in Leiden.’
‘Mo?’ 
Ik keek hem aan, zijn gezicht zag er vermoeid uit. De groeven die ik kende in zijn gezicht leken zich dieper ingegraven te hebben.
‘Wat is er, lieve Martha?’ 
Deze woorden, ik wilde niet breken, ik wilde hem confronteren.
‘Kijk Mo, ik vind je een geweldige man. Je bent heel snel bij mij binnengedrongen en op meerdere manieren.’ 
Mo glimlachte, ik begon hard te lachen en besefte wat ik gezegd had. Ik bedoelde in mijn hart en geest, maar dat zei ik hem maar niet. 
‘Je begrijpt mij, Mo.’
‘Natuurlijk, schat. Het is ook mooi wat wij beleven en zo puur.’
‘Maar toch, Mo. Hoe komt het dat je zo laat belde? Ik heb hier zes uur gewacht.’
‘Waarom wacht je hier zes uur?’ vroeg hij direct.
‘Omdat wij een afspraak hadden.’ 
Ik voelde irritatie opkomen.
‘Ik wacht nooit zes uur op iemand. Hooguit een halfuurtje.’
‘Luister Mo, ik ben een zakenvrouw, leidt een bedrijf met ongeveer vijftien mensen. Niemand walst over mij heen, met wat dan ook. Het is een zakelijke omgeving. Mijn privéleven is iets heel anders, daar stel ik mij bewust kwetsbaar op. Die kwetsbaarheid moet in mijn opinie wederzijds zijn, anders is er al snel een slachtoffer. Zo voel ik mij nu, een beetje een slachtoffer. Het doet je geen reet dat ik hier op dit station zes uur heb gewacht op jou omdat ik helemaal weg van je ben. Zie en voel je mijn kwetsbaarheid?’
‘Ja, dat begrijp ik wel, maar wat wil je nou? Jij bent ook een zakenvrouw, ik doe ook in zaken. We weten hoe het werkt.’
‘Dat weet ik wel, maar jij niet. Je snapt geen reet van wat ik bedoel. Succes, Mo.’ Ik stond op en verdween. Ik hoorde hem nog mijn naam roepen. Ik keek niet om en wilde maar één ding: naar huis.

In de trein richting Amsterdam zat ik oorlogen uit te vechten in mijn hoofd. Mijn ratio sloeg mijn gevoel neer en andersom. Ik kwam er niet uit. Bij hem blijven zitten, zou betekenen dat ik te veel van mijzelf weg ging geven, juist dat stuk van mijzelf dat ik mij in al die jaren na mijn ex eigen gemaakt had. Assertiviteit, ik had het in mijn directe omgeving helemaal in de hand. Ik wist wat ik wilde, en hoe, en kreeg dat met behulp van goede argumentatie voor elkaar. En nu, nu was er een man die mij terugwierp waar ik absoluut niet meer wilde zijn. Ik voelde mij droevig en was kwaad op mijzelf dat hij, Mo, dit voor elkaar gekregen had. De volgende dagen beleefde ik in een roes. Mo bleef mij bellen en schrijven: brieven, sms’jes, whatsappjes en ook op de kaartjes die de grote bossen rozen vergezelden. In twee dagen vier bossen. Ik gaf ze weg aan mijn personeel, zij waren er dolgelukkig mee. Aan het eind van de vierde dag zette ik de apotheek op alarm en sloot snel alle deuren. Ik had dertig seconden voordat het ingestelde alarm zou afgaan. Ik draaide mij om na de laatste buitendeur gesloten te hebben en zag het gezicht van Mo. Ik schrok mij een ongeluk. Hij zag er woest uit.

‘Ik kan niet zonder je, Martha. Mijn oprechte excuses.’
‘Mo, wat zie je eruit, man.’
Ik keek om mij heen en dacht nog een persoon te zien. Maar het was te duister dit met zekerheid vast te stellen.
‘Geef mij nog een kans, ik zal je niet teleurstellen.’ 
Ik weet niet wat mij bezielde toch weer aan hem toe te geven. Mijzelf en mijn gevoel verloochenen leek steeds makkelijker te gaan. Ik sprak met hem af, ook al omdat ik een gevoel van onveiligheid had daar op die plek met hem. Ik had de deur immers net op slot gedraaid en er leek helemaal niemand op straat te zijn. Het was ook een stille plek waar ik iedere avond de deur dichtdraaide van mijn apotheek.

De volgende dagen leek Mo zijn afspraak, onze afspraken te respecteren en na te komen. De dagen waren lang en zwoel. Ik liep met mijn hoofd in de wolken en sprak mijn vriendinnen niet meer. Ze belden, ik liet mijn telefoon overgaan. Ze mailden, ik las hun mail maar beantwoordde niets. Soms stonden ze voor mijn deur, ik deed niet open. Ik wist dat ze mijn auto zagen staan, maar het interesseerde mij niets. Ik leefde voor de liefde. Mo stelde een vakantie voor naar Turkije, Alanya. Hij wilde betalen en ik vond dat heel hoffelijk. Twee weken vol zon, rust en veel seks. Ik merkte wel dat hij soms uren weg was, boodschappen doen. Maar we zaten in een hotel en aten iedere avond buiten de deur. Ik vroeg hem wel eens welke boodschappen hij dan moest doen. Hij deed daar vaag over. Hij zei ook stoffenmarkten te bezoeken, maar wanneer ik dan googelde op trefwoorden zoals: stoffenmarkten Alanya kreeg ik geen enkele hit. Ook vroeg ik het bij de Turkse VVV in Alanya. Zij meldden mij dat die er wel was, maar niet op de dag dat Mo zei dat hij erheen was. Wanneer ik hem ermee confronteerde zei hij dat het inderdaad niet in Alanya bleek te zijn, maar in een naburig dorp en dat hij er door een vriend naartoe was gebracht. Ik had geen zin meer dit ook nog eens uit te zoeken. Ik vond het wel vreemd dat een Irakees Turkse vrienden had. Ook dit meldde ik aan hem. Hij vond het niet zo vreemd aangezien ze allemaal moslims waren.

Toch groeide mijn wantrouwen, ook al omdat ik de inhoud van mijn handtas iedere ochtend een rommeltje vond, terwijl ik zeker wist dat de avond ervoor er alles netjes inzat. Ook vond ik het vreemd dat ik mij van sommige nachten helemaal niets herinnerde. Geen droom, niet naar het toilet, helemaal niets. Ik wist mij van iedere nacht in mijn leven wel iets te herinneren de volgende ochtend.

Als je interesse hebt, stuur dan een column van jouw hand naar trudynielsen1967@yahoo.com. Of stuur een PM. Je krijgt z.s.m. een reactie.

Eindredactie FOK!columns