Dromen en ochtenderecties

Levend begraven! Ik ben levend begraven! Zonder afscheid afgesneden, uitgesneden uit ieders heden. De grond rust op mijn borst, geld voor een kist was er niet. Beklemmend! Beklemmend! Ik kan mijn voeten niet bewegen. Mijn hand iets, maak een beetje ruimte voor mijn duim en wijsvinger. Ik schiet vol. Het zoute water uit mijn ogen maakt de aarde op mijn gezicht een beetje dun, voel het glijden langs mijn hals. Aarde in mijn ogen en oren. Ik schijn niet te hoeven ademen, maar die aarde, die aarde! Druk op mijn buik, daardoor worden mijn darmen leeggedrukt. Ik ruik mijzelf.

Wat heb ik misdaan? Ik schrik wakker met een stuiterende koppijn. Ruud Lubbers heeft gezegd: ”ja mits” en nu “nee tenzij”.
‘Ow nee! Hoe kan ik mij zo benauwd hebben gevoeld om politiek’, siste ik.
‘Wat is er nou schat?’
‘Niks, ga maar slapen. Ik droomde over Ruud Lubbers.’
‘Wie?’
‘Laat maar schat.’
‘Ow, was het fijn schat? Mompelde ze in haar slaap niet bewust van wat ik gezegd had.
‘Hartstikke fijn. Ik droom niet vaak over politieke Neanderthalers. --Ja mits--, mits het Marylin Monroe is. Of toch, --nee tenzij--, tenzij ze naakt zou zijn. Ik zeg ook maar wat.’

Ik had niet in de gaten dat ik alweer sliep. Verdomme, wat is dit nu weer! Ik zie Jan Peter een schuine mop vertellen, erger nog, ik hoor hem ook!
“Ik wil graag een condoom omdoen, aandoen, indoen”, zei de Formule 1 coureur. “Maar dat hoeft niet”, zei het ‘tijdelijke wippertje’ van de Formule 1 coureur.
“Ik slik de pil”.
“Maar ik hou zo van de lucht van verbrand rubber”.
Na een korte maar pijnlijke stilte werd er hard maar vreselijk ‘gemaakt’ gelachen, niet om de mop maar om Jan Peter. Dit ging natuurlijk helemaal langs Jan Peter heen, omdat het beeld dat hij van zichzelf heeft helemaal van zichzelf is. De zaal had een groot empathisch vermogen. Hij was het gewend, gewend dat mensen lachten en knikten ook al meenden ze er geen ene rotmoer van.

‘Dick, Dick, niet slaan joh, niet slaan schat!’ Ik schrok weer wakker, keek op mijn horloge, pas drie uur, ‘zo vroeg nog? Verdomme!’
‘Sloeg ik schat?’
‘Wie nu weer? Wie is Peter? Je riep deze naam’, vroeg ze vertwijfeld en gapend. ‘Wil je het weten schat?’
‘Ja hoor, ben nu toch wakker.’
‘Peter is een klein mannetje, een kabouter, die in een klein torentje woont omdat hij denkt dat hij koning is van een klein land. Vroeger was hij een sportman, totdat hij een dwarslaesie opliep omdat hij in een leeg bad dook. Hij is de eerste kabouter die helemaal genas van deze dwarslaesie. Nog steeds denkt hij dat hij kan sporten en springt hij op een skateboard waar hij natuurlijk direct vanaf flikkert, bijna weer een dwarslaesie.’ Ik hoorde ronken naast mij, ze was in slaap gevallen, net zoals zo veel Nederlanders die zijn relaas aangehoord hadden. Niet veel later sliep ik weer. Of niet, ik wist het niet meer deze nacht.

Langzamerhand merk ik dat mijn gebruikelijke ochtenderectie weer opkwam, zoals de zon iedere dag weer opkomt, ‘vuurvast hard’. Mijn laatste droom ging over Femke Halsema. Ik probeerde hem te herinneren. Ze had een kort rokje aan. Ik was een journalist van de Telegraaf en interviewde haar. Haar decolleté was ook bijzonder laag uitgesneden. Het leek erop dat ze een push up bh aanhad. Ik kende haar zo helemaal niet. Ze sloeg haar rechterbeen over haar linkerbeen. Ik ken dat beeld uit Basic Instinct maar dan anders. Mijn ochtend erectie leek op de boom van Anne Frank. Ondanks zijn metalen ondersteuning viel hij neer als een blok beton. Ik ging ervan stotteren:
‘Een van uw uitspraken in 2008: “We dreigen een klein land met een kleine ziel te worden.”  Mevrouw Halsema, een ziel is toch iets wat we hebben niet iets wat we krijgen? U strooit wel erg snel met zielen.’ Inmiddels sloeg ze haar linkerbeen weer over haar rechter. En even dacht ik te zien dat ze geen groene onderbroek aanhad. Mijn voormalige ochtenderectie kroop nu zelfs mijn lichaam in. Ik vroeg mij af of ik hem ooit nog terug zou kunnen vinden.
‘Nou meneer…..’
‘Zeg maar ‘meneer Dick.’
‘Meneer Dick. Deze uitspraak trekt u toch wel een beetje uit de context. Ik bedoel dat we ons isoleren als land wanneer wij bepaalde bevolkingsgroepen niet serieus nemen.’
‘Juist ja, u hebt het idee dat ze ons wel serieus nemen. Alhoewel ik vaak het idee heb dat ze ons serieus ‘nemen’.

Ik herinnerde mij het allemaal weer. Ik was boos dat zo’n prachtige ochtenderectie naar de klote geholpen was. Mijn vrouw merkte het.
‘Ik weet waar je over gedroomd hebt schat’, zei ze wakker wordend.
‘Echt?’
‘Jawel, zo doe je alleen wanneer je over Femke gedroomd hebt. Kom maar hier lieverd.’ Ik was al mijn dromen snel vergeten….