Zeg maar zeg maar

Ik heb, zeg maar, zo’n schurfthekel aan mensen die te pas en te onpas ‘zeg maar’ zeggen. Of liever gezegd, alleen te onpas, want zeg maar slaat eigenlijk helemaal nergens op, zeg maar. Waarom zou je in iedere zin, zeg maar, kenbaar willen maken dat jij of iemand anders iets moet zeggen wat jij zegt, zeg maar. Ofzoiets. Ik weet namelijk niet wat mensen willen wanneer ze zeg maar zeggen. Moet ik het dan, zeg maar, zeggen? Zeg het maar, ik weet het niet. Het vervelende is, zeg maar, dat wanneer je eenmaal de zeg maartjes opmerkt, ze als het ware uit de zin lijken te springen, zeg maar. Je kunt er zeg maar niet níet op letten. Probeer het maar eens in je omgeving. Succes gegarandeerd.

Zoals gezegd heb ik geen idee wat die twee woordjes nou daadwerkelijk zeggen. Onderdanig als ik ben, doe ik gewoonlijk gedwee wat mijn gesprekspartner me opdraagt. Zegt hij bijvoorbeeld: “Ik ben, zeg maar, een uur onderweg”, dan antwoord ik volgzaam “een uur onderweg”. Iedere keer als ze zeg maar zeggen, zeg ik het dus maar. Uit hun verbaasde blikken blijkt doorgaans evenwel dat ze deze reactie niet wensen te krijgen. Sterker nog, ze begrijpen er de eerste tig keer niets van. Navraag leert dat de zeg-maar-zeggers niet eens doorhebben dat ze zo vaak zeg maar zeggen. Hoe is dat er dan ingeslopen? En wie begon er met zeg maar zeggen? Joost mag het zeggen. 

Het kan aan mijn opmerkzaamheid liggen, maar volgens mij is zeg maar iets van de laatste jaren. Het doet me een beetje denken aan een Engelstalige uitspraak die mij via de hoogwaardige talkshow van Jerry Springer veelvuldig ter ore kwam, you know what I mean? In de jaren ‘90, toen Nederland nog dagelijks kon genieten van de perikelen van de Amerikaanse onderklasse, verwonderde ik me niet eens zozeer over de schietlontjes van de leeghoofden, maar veel meer over het feit dat ze tweemaal per zin vroegen of de ander wel begreep wat ze zeiden. You know what I mean? En dan zeiden de raketgeleerden echt niet: “De negatieve Laplace-operator is zelftoegevoegd op de verzameling kwadratisch integreerbare functieklassen die bijna overal tweemaal partieel differentieerbaar zijn, en waarvan de eerste en tweede partiële afgeleiden opnieuw kwadratisch integreerbaar zijn, you know what I mean?”  Maar eerder iets als “pieeeeep, pieeeep, pieeeep, you know what I mean?”, en heel af en toe “I am angry, you know what I mean?”, of, “I was boning his girlfriend, you know what I mean?” Volgens mij wist iedereen precies wat men meande. Toch werd er naar lieve lust geïnformeerd naar de begrijpelijkheid van hun uitlatingen.   

In navolging van deze vervelende gewoonte was het Nederlandse ‘weet je’ een tijdje in zwang. Ook daarbij had ik overigens de gewoonte om iedere keer als men vroeg of ik het wist, volmondig te beamen dat ik het inderdaad dondersgoed doorhad. “Ik heb trek in een hamburger, weet je”. “Ja, natuurlijk begrijp ik wat je bedoelt, lul, dat begrijpt zelfs de grootste zwakzinnige.” (Of indien ik mijn hoofd in de nek moest leggen tijdens de conversatie: “Jazeker meneer, dat begrijp ik”). Maar gelukkig is weet je toch wel een beetje op z’n retour heb ik de indruk. Het heeft de slag, zeg maar, verloren. “Verloren.”

Maar ja, nu zitten we dus opgescheept met die andere verstekeling, die zich, veelal ongemerkt, tussen de zinnen nestelt. Wat gaan we eraan doen? Zeg het maar. Ik ben een roepende in een woestijn. Of beter nog, een zeggende in de woestijn. Een woestijn vol stopwoordjes. Ik ben bang dat er weinig anders op zit dan me terug te trekken in de oase van rust, in de hoop dat de karavaan met zeg-maar-zeggers ooit nog eens, zeg maar, voorbij trekt. “Voorbij trekt.”