1 op de 5 brugklassers werkt later in droomberoep

Ruim de helft van de brugklassers uit het schooljaar 1999/’00 wist wat ze later wilden worden. Kapper, piloot en dierenarts waren populaire beroepen. Achttien jaar later, in 2017, werkte ruim 18 procent ook daadwerkelijk in een aansluitende bedrijfstak. Vooral meisjes die met kinderen wilden werken of jongens die timmerman wilden worden maakten dat relatief vaak waar. Dat meldt het CBS op basis van nieuwe analyses van het brugklascohort-onderzoek.

Ruim de helft van de brugklassers in schooljaar 1999/’00 zei te weten wat ze later wilden worden. Meisjes wilden vooral kapper, dierenarts, dierverzorgende, leerkracht in het basisonderwijs of kinderverzorgende worden. Jongens zagen hun toekomst vooral als piloot, architect, it’er, politieagent of automonteur. In de vmbo-brugklas waren kapper en automonteur het meest populair, in de havo-brugklas leerkracht in het basisonderwijs en architect, en in de vwo-brugklas dierenarts en piloot.

Achttien jaar later
In 2017 zijn de brugklassers uit 1999/’00 rond de 30 jaar en werkt 83 procent, en ontvangt de overige 17 procent een uitkering, heeft geen inkomen of een onbekende inkomstenbron (bijvoorbeeld omdat zij geëmigreerd zijn). Een heel klein deel studeert.

Van de werkenden zijn 9 op de 10 werknemer en is 1 op de 10 zelfstandige. De grootste groep is werkzaam in de gezondheidszorg: bijna 1 op de 5. Ook in de handel (winkels, apotheken, groothandels etc.) werkt een relatief grote groep, namelijk 14 procent. Het minst werken ze in de cultuur, sport, recreatie en overige dienstverlening. Dit beeld komt grotendeels overeen met de verdeling van alle werkenden over de bedrijfstakken in Nederland.

Bijna 1 op de 5 maakt droomberoep waar
Van de brugklassers die in 1999/’00 wisten wat ze wilden worden en die in 2017 werkzaam waren, werkt 18 procent in een bedrijfstak die aansluit bij hun toenmalige droomberoep. Meisjes (19,9 procent) doen dat vaker dan jongens (16,2 procent).

Kapper was in 1999/’00 het meest genoemde droomberoep, vooral van meisjes in de vmbo-brugklas. Van de brugklassers die kapper wilden worden, is in 2017 16 procent werkzaam in de bedrijfstak haarverzorging of een aanverwante sector, zoals schoonheidszorg. Meisjes die ‘iets met kinderen’ wilden, werken relatief het vaakst in een aansluitende bedrijfstak, bijna 4 op de 10 werken in het onderwijs of in de zorg met kinderen. Van de meisjes die specifiek in de zorg wilden werken, doet 1 op de 3 dat.

Jongens droomden vooral van een carrière als piloot. Van deze jongens werkt in 2017 bijna 7 procent in de burgerluchtvaart of in een gerelateerde bedrijfstak, zoals vliegtuigreparatie. Ook politieagent was populair bij de jongens. In 2017 werkt ruim 8 procent van hen bij de politie. Van de jongens met het droomberoep timmerman werkt bijna 46 procent bij een bedrijf dat zich bezighoudt met timmer- en andere bouwwerkzaamheden.

Leerlingen die juf of meester wilden worden, zijn relatief vaak in het onderwijs terecht gekomen. Van de brugklassers met docent basisonderwijs als droomberoep werkt bijna 35 procent in 2017 in het (speciaal) basisonderwijs of het voortgezet- of middelbaar onderwijs.