Spielberg vs. Kubrick

Come away, O human child!
To the waters and the wild
With a faery, hand in hand,
For the world's more full of weeping than you
can understand.

Het vak “Literature, Film and Music” is een goede voorloper op elke alphastudies-scriptie. Het vak bevat namelijk een eindopdracht van 4500 woorden. Aangezien het vak aan de hand van bijvoorbeeld Truman Capote's In Cold Blood en Cormac McCarthy's Blood Meridian de verbanden tussen literatuur en (ver)film(ing) onderzoekt, wordt de student geacht bij de laatste opdracht zélf zo'n verband te onderzoeken – tussen romanschrijver, screenplay, regisseur en producer.

Dat bleek geen moeilijke keus. In 1969 schreef de Britse sciencefictionschrijver Brian Aldiss een verhaal van nauwelijks 3000 woorden, korter dan mijn langste columns. Het gaat over een bleke toekomstvisie vol verhongering en overpopulatie. In die toekomst is het krijgen van kinderen strikt gereglementeerd. Daarom geeft man Henry zijn vrouw Monica een cadeautje, om het lijden onder kinderloosheid enigszins te verzachten: David, een robotjongetje dat niet weet dat-ie een robot is. Tot dan toe zijn alle robots hooguit zelfbewust van de taken waarvoor ze geprogrammeerd worden. David is het eerste probeersel, om een robot – door hem zo te programmeren – emoties te laten voelen. En dan met name moederliefde. David is het allereerste mechanische substituut voor een real-live boy.

 De tragiek van het verhaal is dat de moeder niet van het robotkind kan houden, met eenzelfde onbevangen ouder-kindrelatie die ze met een organisch jochie wél had kunnen opbouwen. Toen Stanley Kubrick het verhaal halverwege de seventies las, liet het 'm niet meer los. Feitelijk was het een variatie op thematiek die hij zelf ook al had aangekaart in 2001: A Space Odyssey, waar de 'zelfbewuste computer' HAL 9000 op een gegeven moment anderen gaat vermoorden om zijn eigen dood te voorkomen. Is die beslissing een logische optelsom zoals elke rekenmachine dat doet? Of een helemaal zelf aangeleerde drang tot overleven? Is HAL écht? Of heeft-ie slechts heel goed geschreven software?

Wanneer stopt iets slechts een menselijke schepping te zijn, een product, een computer – en waar begint de mens? En als, zoals in het geval van David, de robot zó bizar menselijk is/lijkt, qua uiterlijk en gedrag, dat het onderscheid niet meer te maken is, behalve als je het ding in een röntgenapparaat steekt? Om een letterlijk gestelde vraag in de uiteindelijk in 2001 afgemaakte film A.I. Artificial Intelligence te parafraseren: stél dat een robot echt lief zou kunnen hebben. Echt menselijk zelfbewustzijn. Eigen gedachten, keuzes, dromen, nooit geprogrammeerd maar helemaal zelf aangeleerd en bedacht. Welke verantwoordelijkheid hebben wij dan als mensen, voor onze eigen schepping?

Het thema komt behalve in 2001, ook voor in Bicentennial Man, Star Trek en velerlei andere SF-films en -series. Kubrick was dan ook van plan, het verhaal tot film om te vormen. Van 1976 (toen hij de rechten van Aldiss kocht) tot 1999 (toen hij onverwacht stierf) werkte hij periodiek zeer intensief aan de verhaallijn en de te filmen toekomstwereld. Tientallen schrijvers en kunstenaars huurde hij in. Met soms jaren ertussen, voor het filmen van o.a. The Shining, Full Metal Jacket en Eyes Wide Shut, pakte Stanley het project steeds weer op, belde dezelfde schrijvers en kunstenaars weer uit bed, begon weer opnieuw.

Begin jaren negentig belde Kubrick zijn goede vriend Spielberg, die hij had leren kennen tijdens de gelijktijdige productie van The Shining en Raiders of the Lost Ark. “Steven”, zei hij, waarop hij het hele verhaal uit de doeken deed, “ik heb inmiddels een vrijwel complete verhaallijn, maar ik heb iemand nodig die het met vaginal jelly besmeurt.” Kubrick wist dat hij, indien hij de vrije hand had gehad, het verhaal weinig toegankelijk had kunnen maken voor Het Grote Publiek. Dat hij zou blijven hameren op de dystopische toekomst, op de hopeloosheid van het jochies lot, op de filosofische levensvragen. In scenes, zoals Kubrick dat doet, die lang duren, weinig tekst bevatten en wijdse sets tonen. Het publiek wil actie. Emotie. “Vaginal jelly.”

Dus bood Kubrick Spielberg aan, A.I. te regisseren. Ze praatten de jaren erna, vaak meerdere malen per week soms wel zes of acht uur achter elkaar over het project. Altijd telefonisch. Kubrick faxte Spielberg direct de bijna duizend pagina's aan geschreven en geschilderd materiaal die tot nu toe waren gemaakt. Eventueel wilde Stanley de film wel produceren, maar de regie moest dus overgelaten worden aan Steven. Het verhaal moest een combinatie worden van hun beide stijlen: de essentiële existentiële vragen die Kubrick telkenmale stelt, gecombineerd met een dikke laag sentiment à la E.T. en Forrest Gump. Nadat Kubrick was overleden, kreeg Spielberg van de overgebleven familieleden al snel groen licht voor het project. In 2000 begon het filmen, met o.a. Haley Joel Oshment en Jude Law. In de zomer van 2001 draaide-ie in de bios.

Spielberg werd heftig bekritiseerd om de film. Hoewel bedoeld als “ode aan Stanley”, waarbij hij zo trouw mogelijk bleef aan Kubricks filmtechnieken en script, schoven kijkers een heel aantal wat sentimentelere scènes op het conto van Spielberg. Men vond de film “in potentie een Kubrick-meesterwerk, grondig vernaggeld door Spielberg”. Dit terwijl de film van A tot Z exact het in 1993 geschreven script van Ian Watson volgt, een script dat door Kubrick fantastisch werd gevonden, maar zoals gezegd “besmeurd” moest worden met “vaginal jelly”. Hetgeen gebeurde: de titel A.I.: Artificial Intelligence is dan ook niet voor niets een herhaling van zichzelf. Kubrick's en Spielbergs visie, samen in één film. Levensvragen en hardvochtigheid versus emotie en voorvocht.

Ondertussen heb ik de sentimenteelste Spielbergs voor de tigste keer bekeken, alsook een selectie aan Kubrick-meesterwerken (Paths of Glory, Dr. Strangelove, 2001, Full Metal Jacket, Eyes Wide Shut), maar hoe meer ik probeer de regisseurs uit elkaar te halen, de film te deconstrueren in de stapels “Aldiss”, “Kubrick” en “Spielberg”, des te meer besef ik dat Stanley gelijk had door te stellen dat in dit project, de stijlen elkaar complementeren. Uiteindelijk is de film na tien jaar een meesterwerk te noemen, alleen al om de belangrijke vragen die het oproept. Met die vragen zou je het gemakkelijk de écht laatste film van Kubrick kunnen noemen, waarbij Eyes Wide Shut dus niet zijn afzwaaier is.

Want kan een mens iets synthetisch liefhebben? Wordt het dystopische wereldbeeld van Manhattan onder honderden meters water, later ijs, bewaarheid? Wat is echt, wat is nep, waar ligt de grens? Kan iets dat geprogrammeerd is om lief te hebben, daarmee ook haten? Waar stoppen de bytes en begint de ziel? Kan de mens, kortom, daadwerkelijk voor God spelen, of zal het altijd een kwestie van bits en bytes blijven, al is het maar gevoelsmatig? Is de (van buiten en qua emoties/gevoelens/'ziel') vleesgeworden Pinokkio voor eenieder die hem ziet, stiekem nog van hout, of hebben we een 'echt' mens gemaakt? En stel dat we dat kunnen, moeten we dat dan ook doen? Of juist niet?

Die vraag is nu, maar zeker over enkele decennia when we have the technology, nooit te beantwoorden in 4500 woorden. Daarom is de film als onderwerp zo geschikt: aangaande de relatie tussen schrijver en regisseur, tussen mens en robot, tussen echt en onecht, tussen ziel en programma, kun je in een column als deze, of een academische verhandeling als aanstonds, slechts een samenvatting geven. Touch the surface van een onderwerp dat mede door The Matrix en A.I. vele jaren vóór het een echt dilemma gaat vormen, al op het scherpst van de snede wordt bediscussieerd.