Duitsland en WO2

“Waar ik niet bij kan, leg me dat nou eens uit”, begon de Duitser van middelbare leeftijd, “is dat Nederland in de afgelopen jaren zo’n totale ommekeer heeft gemaakt ten opzichte van haar tolerante beleid van weleer. Van hulp bij levensbeëindiging en abortus tot drugsbeleid zagen wij jullie als een bijzonder vrij en tolerant land. Maar nu is het Le Pen in Frankrijk, Haider in Oostenrijk en Wilders bij jullie.” Hij was in de twee dagen die ik in Hamburg vertoefde niet de eerste die het onderwerp aansneed. Als een Amerikaan tijdens het Bush-regime moest ik meermalen namens het hele volk excuses maken voor onze conservatieve verrechtsing.

Juist in Duitsland zal men ons Hollanders om verantwoording vragen. Juist in het land waar fascisme, nazisme en de Totale Oorlog werden gepraktiseerd, is elke burger van jong tot oud zeer bewust van de fouten uit het verleden, oplettend dat ze op geen enkele wijze herhaald zullen worden. Het zit na bijna driekwart eeuw nog steeds grondig ingeprent in de Germaanse manier van denken. Ik heb daar eerder woorden aan gewijd, maar zag het nu in vele gesprekken ronduit bevestigd worden. Sowieso opent men zich meer als je niet Engels, maar (gebroken) Duits met hen praat, en meermalen haalden ze zélf het verleden erbij. “Dit nooit weer” is bij ons een historisch quoteje geworden, daar alledaagse realiteit.

Ik kocht vlak voor de trein naar Hamburg vertrok de speciale “Deutschland über alles”-editie van HP De Tijd en las daarin een aantal interessante artikelen over politiek in Duitsland. Bij vrijwel elk PVV-standpunt roepen Duitsers direct in willekeurige volgorde de termen “extreemrechts!”, “racistisch!”, “nazistisch!” en “fascistisch!”, over ongeveer de hele politieke arena. De wat rechts-conservatievere variant van Merkels CDU, de Beierse CSU, betreurt dit volgens de interviewster van HP zuchtend. Duitsers aan de rechterzijde van het politieke spectrum vinden dat het direct altijd weer het verleden erbij halen, te ver is doorgeschoten en niet langer een antwoord biedt op de problemen van nu. Hetgeen natuurlijk weer wordt gezien als racistisch of nazistisch. 

In gesprekken probeerde ik die indringende zelfhaat naar boven te krijgen. Met succes. Ik vroeg na op de eerste dag urenlang door deprimerende Duitse flatwijken gefietst te hebben, een hostelmedewerkster naar de plaats van Hamburgs oude binnenstad, de monumentale panden, de onaangetaste geschiedenis; een vraag die uiteindelijk behoorlijk bleek te steken. Ze keek heel lang vertwijfeld naar buiten, vroeg het toen maar aan een andere Hamburger, die al even lang nadacht en zuchtend aangaf dat er niet zoveel is. “Een paar losse kerken, die overigens praktisch allemaal in oude stijl opnieuw opgebouwd zijn. Het raadhuis, maar dat is al 19e-eeuws, een paar gerenoveerde kerktorens. We hebben ook de Speicherstadt, maar dat is allemaal rond 1900 opgeleverd, het Chilehaus in de jaren 1920… de paar écht oude blokken of huizen die nog bestaan, zijn verspreid door de halve stad en staan tussen nieuwbouw in.” 

Ik gaf aan het nog steeds jammer te vinden om hetzelfde fenomeen in elke grote Duitse stad tegen te komen.  Dat de geallieerde ‘demotiveringsbombardementen’ een misschien wel even grote historische schande was, als de andere gruwelen in die oorlog. Meteen sprongen de twee Duitsers als hyena’s op het argument in. “Nee nee nee nee nee, volstrekte onzin. Ons verdiende loon als je gaat kijken in Oost-Europa, of in jullie eigen Rotterdam. Kijk naar wat er van Warschau over is.” Diezelfde constante neiging naar zelfkritiek, dat Duitsland onderuithalen en schofferen en onbelangrijk achten, kwam ik in elk politiek gesprek weer tegen, van de man die om verduidelijking omtrent onze ruk naar rechts vroeg, tot de hostelmedewerkers en hun aan de bar hangende lokale vrienden die de haat er gevoeglijk inpeperden. 

Waarschijnlijk is juist ook die vernietiging van hun steden, een soort ‘nullificatie’ gebleken van het verleden, de moderne skyline een herinnering aan hoe fout het kan gaan – ze noemden het niet voor niets Stunde Null, een totaal nieuw begin voor een kapotgebeukt en zich kapot schamend volk. Naast de ‘waarom PVV?’-man was er in de rookruimte van het café op het perron waar ik twee uur wachtte, bier uit pullen dronk en sigaretten rookte, ook een man van zeker 75, wellicht ouder. Hij onderbrak ons meermalen met keiharde kritiek op Groot-Brittannië en de Verenigde Staten. “Die verzieken Europawijze alles. En ‘Groot’-Brittannië is het allang niet meer, ik noem ze altijd maar ‘die Brítten’”, fulmineerde hij; het woord Britten sprak hij uit alsof het een ranzige SOA was, een verboden scheldwoord. “Die Englander, völlig abhängig von der USA, in beide zinnen van het woord [verslaafd/afhankelijk]. En nu zitten ze Merkel weer dwars, zoals ze altijd dwars liggen. Ze zien zichzelf niet eens als deel van het continent, ze weigeren dingen als de Euro te accepteren of mee te betalen, dus waarom blijven ze eigenlijk nog in de EU?” 

Het hilarische was niet alleen de klaarblijkelijk bij déze oudere nog aanwezige wroeging richting Engeland, maar ook de zichtbare irritatie bij de een generatie jongere vent. Toen de oudere man een nieuwe pul bier ging halen maakte hij zelfs excuses. “De ouderen zijn hier soms nog zo. Je moet er niet op letten, hoor.” Ik zei dat ik dat niet deed. “Maar vooral in het Oosten denken ze zo.” “Zo?” “Extreem-rechts.” Daar was het woord weer. “Vertel?” “Ze kosten ons [Westen] nog altijd een godsvermogen, zijn massaal werkloos, wíj hebben een kwart koopkracht ingeleverd in het afgelopen decennium, en wat krijg je ervoor terug? Ostalgie en nazizwijnen.” Och ja, dat bemoeilijkt het al gevoelige Duitse geschiedszieltje nog meer, natuurlijk: én zelfhaat om WO1 en WO2, én innerlijke tweedeling dankzij het deels veertig jaar fungeren als ideologische speeltuin van de Sovjet-Unie. 

Al met al vinden Duitsers genoeg redenen om zichzelf weg te cijferen, Europabreed. Ja, ze moeten nu Europa redden, maar “dat is onze plicht”, werd tweemaal gezegd. “Het is Europa of niets”, maar nu goedbedoeld en liever zelfpijnigend dan rancuneus. Elke opleving van nationalisme wordt de grond in geslagen. Overal hangen stickers en affiches voor “events”, petities, acties, goede doelen, demonstraties en wat niet al “GEGEN NAZIS”, “GEGEN FASCISMUS”, et cetera,  een soort eeuwig voortdurende strijd met de gevreesde herhaling van het inktzwarte verleden. We zijn ertoe in staat, lijkt de hoofdgedachte nog steeds. Al met al blijf ik bij wat ik een aantal columns geleden al constateerde: niemand in Europa heeft beter van haar fouten geleerd dan Duitsland. Niemand let beter op herhaling van die fouten als de Duitsers. 

Met in één land de helft van de EU-export, blijven ze donders bescheiden voor wat mij betreft het beste gids- en voorbeeldland in Europa. 

Wir sind besonders gut im auf die Fresse hauen
Auch im Feuerregen kann man uns vertrauen
Wir stehen auf Ordnung und Sauberkeit
Wir sind jederzeit für 'ne Krieg bereit
Schönen Gruss an die Welt, seht es endlich ein
Wir können Stolz auf Deutschland - SCHWEIN!



 Die Prinzen - Deutschland. Een prachtig voorbeeld van Duitse ironische zelfkritiek. Ik had nog wel tien andere liedjes kunnen posten met dezelfde strekking.