Dode diepgestoorde bedpatiënten

Het is nieuws, ruim zestig jaar na dato, maar het is groot nieuws. Bijna dagelijks wordt er weer een puzzelstukje gevonden; bijna dagelijks wordt het verhaal over de sterftegolf in het Limburgse internaat voor ‘verstoten kinderen' in de jaren vijftig completer. Of ieder puzzelstukje volstrekt geloofwaardig en waarheidsgetrouw is, valt nog te bezien. Het is ook erg moeilijk controleerbaar gezien het gebrek aan documentatie en omdat een groot deel van de betrokkenen simpelweg is overleden.
Berichtten de media een paar dagen geleden nog dat de dood van vierendertig (gehandicapte) jongemannen een natuurlijke oorzaak had, afgelopen weekend verklaarde een oud-hoofdverpleegkundige van de instelling dat een broeder in Huize St. Joseph begin jaren vijftig zo'n twintig kinderen van het leven heeft beroofd.

Ergens vorige week was er een moment dat ik me realiseerde dat ik de zaak grotendeels aan me voorbij had laten gaan. De vierendertig dode gehandicapten en verstotenen waren een getal. Het schokkend vinden was meer een onbewuste reflex dan een daadwerkelijk besef. Zoals je dat ook bij grote rampen kunt hebben, dat je simpelweg niet stilstaat bij de daadwerkelijke omvang. Ik schaamde me ervoor toen ik het besefte, niet in de laatste plaats omdat ik zelf in de gehandicaptensector werk, en verplichtte mijzelf me te verdiepen in het verhaal. Het leek onvoorstelbaar.

Maar was het ook zo onvoorstelbaar? Zo moeilijk voor te stellen? Helaas niet. De situatie leek eenvoudiger te reconstrueren dan ik eigenlijk zou willen. De Limburgers waren in die tijd een streng katholiek volk. De gehandicapten en andere verstotenen die woonden in Huize St. Joseph zouden weinig meer zijn dan een signaal van de duivel. Kort leven was voor hen eigenlijk helemaal niet zo'n probleem, misschien zelfs een zegen. Wanneer ze vroeg stierven, waren ze eerder bij God. Ze waren misschien zelfs gered.
Volgens de oud-hoofdverpleegkundige waren de vierendertig jongens vermoord. Mocht dat echt zo zijn, dan is een religieuze aanleiding niet ontdekbaar. Mogelijk zelfs, zij het bizar, met goede bedoelingen.

In beschrijvingen over het internaat in Heel, in de Kroniek van St. Joseph, wordt tijdens de sterftegolf gesproken over vooral diepgestoorde bedpatiënten en tuberculoselijders die in die periode overlijden. Dat de sterfte te wijten zou zijn aan tuberculose zou in die tijd hoogstonwaarschijnlijk zijn. Moord is uiteindelijk waarschijnlijker. Zeker vanuit een religieus motief. Als een handicap een signaal van de duivel is, dan maakt de duivel zijn punt een stuk duidelijker met een diepgestoorde bedpatiënt dan met een mongooltje.

Dat is speculatie, dat realiseer ik me. Maar wat kunnen we anders doen? Ondenkbaar is het niet. In de officiële archieven is alles minutieus vastgelegd, behalve de jaren vijftig. De broeder die de moorden op zijn geweten zou hebben, is dood. De oud-hoofdverpleegkundige beroept zich op slechts één bron die ook reeds overleden is. En de arts die de overlijdensaktes tekende van de jongens kan maar zo eens gedacht hebben: het is vreselijk, maar ergens dient de dood van al deze diepgestoorden ook een doel. Is het niet voor de maatschappij, dan voor henzelf.

In een reportage die Brandpunt maakte, waarin de oud-hoofdverpleegkundige ook zijn beschuldiging uit, wordt verteld dat de jongeren zo snel mogelijk werd geleerd hoe de Weesgegroetjes en het Onze Vader uitgevoerd en uitgesproken dienden te worden. Deze religieuze handelingen zouden maar zo eens als doel gehad kunnen hebben hen te beschermen tegen of te redden van de duivel.
Ik denk dat in die tijd weinig broeders wisten dat de duivel in hun midden was.