Nederwaard: Tientjeshoer

Op dinsdagochtend schrijft LvanLier over de gebeurtenissen in de fictieve provinciestad Nederwaard. Het Hollandse politieke, culturele en maatschappelijke landschap in het klein. De vorige aflevering lees je hier.

“Nee Moeder, dankjewel. Eentje is genoeg voor mij.” Luc vond de koffie in verzorgingstehuis ‘De Ondersteek’ echt niet te drinken. Maar er had voor de sterverslaggever van de Nederwaardsche Courant niets anders opgezeten: zijn enigszins dementerende moeder was erg overstuur. Van de stevige moeke met haar onverwoestbaar zonnige humeur was weinig meer over, sinds ze op straat was overvallen door drie opgeschoren opgeschoten jongens die afkomstig waren uit de kansarmengemeente Beverwijck, aan de overzijde van het Bantij. Ze had bij die overval haar heup gebroken, en verbleef sindsdien in ‘De Ondersteek’. Een verzorgingstehuis dat sinds de overname door de snelle commerciële zorgjongens van Cordaat berucht was om het slechte eten dat werd geserveerd, het chronische tekort aan personeel en de extra rekeningen die werden verstuurd als een bejaarde eens een keertje iets langer dan twee minuten had mogen douchen of meer dan één rol toiletpapier per maand verbruikte. Maar zoals gezegd: Moeder was erg overstuur. Een van haar zeer demente medebewoners was aan de aandacht van het personeel ontsnapt en was het verzorgingstehuis uitgelopen, wat mede kon gebeuren doordat de portier niet op zijn plek had gezeten. Hij werd later dood in een siervijver in de buurt aangetroffen. Verdronken. De directie had op het voorval gereageerd met de mededeling dat alle kwaliteitscriteria van ‘De Ondersteek’ ruimschoots voldeden aan de wettelijke norm. Moeder was des duivels, en Luc had haar moeten beloven dat hij de kwestie in de krant aan de kaak zou stellen. Tijd om afscheid te nemen. Luc had een afspraak met de heer Gert Zweers, die druk doende was met een onderzoek naar de diplomafraude aan Hogeschool InNederwaard. Een paar flinke pakkerds voor zijn moeder, en daar ging Luc. Op weg naar Brasserie Hans. Als hij stevig doorstapte, was hij nog op tijd.

Helaas. Het mocht niet zo zijn. Halverwege zijn wandeling werd Luc aangesproken door roddelkoning Adelbert Verlinden, bekend van de dagelijkse roddelshow ‘Trottoir’ op de commerciële zender NSB7: “Hee Luc, enigjes dat ik je tegenkom. Kind, wat zit je haar goed. Heb je zin in een roseetje, dan praten we even bij. Gezellie…” Luc was verbaasd over deze hartelijke bejegening. Het was immers algemeen bekend dat Luc geen hoge pet op had van de roddeljournalistiek in Nederwaard. Maar ja, Lucs nieuwsgierigheid naar het doel van deze toenadering was gewekt; immers, het journalistenbloed kruipt waar het niet gaan kan. Dus streken de heren neer op een naburig terras. Wat algemeenheden werden gewisseld, en al vrij vlot kwam Adelbert terzake. Hem waren foto’s toegestuurd van televisiepresentator Jeroen Kauw. Hij haalde kopietjes daarvan tevoorschijn. Op de foto’s was te zien hoe een zichtbaar beschonken Jeroen Kauw, midden op een terras, een tientje in de onderbroek van een schaars gekleed meisje stopte. Nadat Jeroen Kauw de fotograaf had ontdekt, had hij zich als een speer uit de voeten gemaakt. Later had Kauw verklaard, dat het hier een ontmoeting met een goede vriendin betrof. Maar roddelkoning Verlinden wilde heel graag weten, wie dat meisje precies was. Of Luc, bekend om zijn fotografisch geheugen, enig idee had? Luc zweeg. Hij gunde Verlinden en diens ranzige televisieshow de eer niet, iets uit te zenden wat het grootste schandaal van de zomer zou kunnen worden. “Nee, Adelbert, sorry, ik heb geen flauw idee. Bovendien, ik heb een afspraak voor een serieuze journalistieke klus. Maar geef me die foto’s maar, dan zal ik op de redactie wat rondvragen.” Verlinden legde de foto’s op tafel en beende weg, iets mompelend over hoe positief Luc afstak bij al die arrogante kwasten die altijd maar neerbuigend deden over zijn vak. Roddeljournalistiek noemde men het. Verlinden vond het door hemzelf bedachte begrip ‘Human Interest and Personal Relations Journalism’ een veel betere term. Ondertussen stopte Luc de foto’s in zijn onafscheidelijke nieuwe aktetas en raakte hij in diep gepeins verzonken. Hij wist heel goed wie dat meisje was, bij wie Jeroen Kauw een tientje in haar slipje had gestopt. Luc was ooit een nacht mee geweest met de politie, om een reportage te maken over een actie tegen straatprostitutie achter het station. Daar had hij dat meisje ook gezien. Niks “goede vriendin”. De gevierde televisiejournalist liet zich gewoon in met een vieze tientjeshoer. Het werd Luc wat veel, al die foto’s. En steeds weer stond die Jeroen Kauw erop, en bepaald niet op z’n voordeligst. Luc werd opgeschikt uit zijn overdenkingen. Door het geluid van zijn mobieltje. Het was de heer Zweers, met de vraag, waar Luc bleef. Luc antwoordde dat hij onderweg was en verbrak de verbinding.

Luc werd begroet door de heer Zweers, die blij was dat de verslaggever toch nog was komen opdagen. Ze spraken wat over de diplomafraude, die niet alleen aan de orde bleek te zijn op Hogeschool InNederwaard, maar ook op allerlei andere hogescholen in het gehele land. Maar al snel veranderde Gert Zweers van onderwerp. Hij had wakker gelegen van de commotie die was ontstaan rond de pastoor van de Sint Vituskathedraal. Die bleek een paar weken geleden een mis te hebben gehouden, waarbij de kathedraal versierd was geweest met de kleuren van de Fortuna-Nederwaard-Combinatie, de club die in het internationale voetbaltoernooi de finale had weten te bereiken. Zweers was er nog niet uit: was zoiets nou een ontheiliging van de eucharistie, of liet zoiets nou zien dat de Rooms-Katholieke Kerk middenin de samenleving stond? Luc moest het antwoord schuldig blijven. Zoiets kon je alleen beoordelen als je zelf bij de kerkdienst in kwestie was geweest. Was de dienst verder wel of niet respectvol verlopen? Waren er ordinaire voetballiederen aangeheven? Had de preek bol gestaan van de schuttingtaal die wij allen kennen van het voetbalpubliek, of was de preek juist een mooi verhaal geweest over hoe heel Nederwaard, ongeacht afkomst of maatschappelijke positie, als één man achter de club had gestaan? Maar Luc had wel een lastige tegenvraag: “Meneer Zweers, u bent toch een vooraanstaand lid van de Christelijke Democraten Aliantie? Vertelt u mij nu eens: dat beleid van uw partij, dat is gebaseerd op het vergroten van inkomensongelijkheid en het opheffen van een sociaal stelsel dat is gebaseerd op de bijbelse waarden van naastenliefde en hulp, is dat niet net zo goed een ontheiliging als een rare dienst in een kerk?” De heer Zweers hulde zich in een oorverdovend stilzwijgen. Aangeslagen. Uiteindelijk wist hij niet meer uit te brengen dan: “Denkt u maar niet, dat ik trots ben op mijn partij, meneer Van Lier…”