Officieel verliefd

“Ik ben verliefd.” Twee meiden van in de twintig kijken me ongelovig aan. Meewarig, bijna. Verliefd. Dat zeg je toch niet als je nog geen vriend hebt? En zelfs dan kan je het beter niet meer zo noemen. Dat verspeelt alle kansen op die andere eventuele kandidaten. Ze wisselen een blik. “Verliefd?” “Ja”, zeg ik, “verliefd.”

Op dit moment zijn er maar drie momenten in het leven waarop je mag zeggen dat je verliefd bent. De allereerste, de kalverliefde, mag zo genoemd worden. Dat gaat immers wel weer over. Het tweede moment is voor het altaar. Het laatste moment is als je allebei zo gerimpeld en bejaard bent, dat iedereen het een vies idee zou vinden als er zoiets als seks zou bestaan tussen de twee tortelduifjes. Verliefd. Het impliceert een schattigheid die niets te maken heeft met lol, seks en vooral niet met de realiteit.

De kalverliefde is een sprookje met een enge heks aan het eind. Dat hoeft niet direct de schoonmoeder te zijn, maar meestal is zij dat wel. Als zestienjarige is het na die relatie erg belangrijk om weer eigenwaarde te krijgen. Het eerste vriendje vond het meisje namelijk fantastisch en dat smaakt naar meer. Maar wie is er dan aan de beurt? Pubermeisjes kijken dan rond. “Die is wel leuk”, hoor je vaak. “Maar ik vind hem ook wel leuk.” Dus leren de pubers al snel te doen aan risicospreiding: wedden op drie paarden tegelijk. Het liefst wel bij drie verschillende races, zodat zij het niet van elkaar zullen weten. Gelukkig hebben ze nog niet door dat ‘wel leuk’ de definitie is van een relatie die niet gaat werken.

Zodra er een potentiële kandidaat is gevonden, verschijnt er naast de vrouw een bankje. Daarop zitten drie kandidaten. De een met een brilletje en een wiskundeboek, de ander met een goede rechtse hoek en een klein hartje en dat jongetje die niemand ziet zitten en heel goed kan luisteren. Deze drie kandidaten hebben allemaal iets wat de potentiële kandidaat niet heeft, maar tegelijk kunnen ze geen van drieën afzonderlijk op tegen de kandidaat. De vrouw heeft dit nodig. Als het met de een niets wordt, heeft ze nog drie mannen om een poging mee te wagen. Ze heeft zelf echter niet in de gaten dat al die drie mannen graag over haar heen willen. Daarom blijven ze ook zo aardig voor haar en krijgt ze de aandacht die ze net niet voldoende krijgt van de potentiële kandidaat. Maar op de een of andere manier werkt deze manier van relaties ook niet. En, én, én is nu eenmaal altijd leuker dan of, óf, óf.

Het is ook gevaarlijk om verliefd te zijn en echt iets te voelen voor de ander. Relaties kennen immers een onvermijdelijke factor. De vreemdganger. Hij, want het is altijd een hij, gaat ervandoor met een hoer, want zij is altijd een verleidster van veel te lichte zeden. De vrouw kan hem dan wel een keer of drie vergeven, want ja, misschien is zij dan niet goed genoeg. Of hij kon de verleiding niet weerstaan met zo’n troela die haar benen opent op een bureau, terwijl hij toevallig net op zakenreis is en een eigen hotelkamer voor een nachtje heeft. Dat is nog voor te stellen toch? Maar zodra hij de vrouw echt verlaat, zijn ineens álle mannen de boosdoener. “Ze zijn niet te vertrouwen! Ze steken hun pik overal in, zolang het maar twee tieten en een hersencel heeft!”

Maar gelukkig verschijnt er op dat moment een barmhartige Samaritaan. De man die al jaren op de reservebank zat, heeft zich omhooggewerkt door haar verhalen over De Grote Onbetrouwbare Ex aan te horen. En dat is knap hoor. Ik heb een groot respect voor barmhartige Samaritanen. Ze moeten maandenlang onwijs veel ellende aanhoren terwijl de vrouw nog in de relatie zit, dan een week lang knuffelen en wijn inschenken terwijl de ex haar heeft verlaten en dat alles om hooguit een maandje met de vrouw naar bed te kunnen. Want het is voor beide partijen wel duidelijk dat de vrouw hem alleen nodig heeft om weer voldoende zelfvertrouwen te krijgen en de barmhartige weer even aan zijn trekken komt.

Na hun dertigste zitten de vrouwen gezamenlijk aan de alimentatiebar. De hoogste status die een vrouw daar kan behalen, is de status van lesbienne. Deze vrouwen hebben zich vrijgevochten van de mannen en kunnen de hele wereld aan. Hun eigen zelfvertrouwen is ruim voldoende, zij hebben geen man nodig om gelukkig te kunnen zijn. Ze kijken dan ook erg neer op de vrouwen die aan de bar blijven hangen en hoopvol opkijken naar iedere schuinsmarcheerder die binnen komt. Nee, niet naar de mannen, maar naar de vrouwen die zich zo denken te emanciperen dat zij zélf vreemdgaan om zich te wreken op de mannen die hen hebben laten zitten met de kinderen. Zo nu en dan is er een vrouw die er toch weer intrapt en uiteindelijk voor het altaar weer verklaart dat ze verliefd is, maar verder is het een levensgevaarlijk terrein voor de man.

Gelukkig bestaat er ook nog zoiets als echte liefde. “Is het al officieel?” vragen de meiden van in de twintig als ik hun een week later uitgebreid heb verteld over de date. Officieel. Weer zo’n prachtig generatiewoord dat aantoont hoeveel we eigenlijk aanklooien met zijn allen. Een bruiloft, ja, dat is officieel. Maar een man en vrouw die vrijwillig samen zijn en elkaar ‘wel leuk’ vinden is natuurlijk een verbond dat echt niet kan. 

“Ja, het is officieel”, durf ik te antwoorden. “Hoezo dan?” vragen ze mij. “We hebben het elkaar gevraagd. Dat ging zo:
Hij: ‘Ik ben op jou.’
Ik: ‘Ik ben ook op jou.’
Hij: ‘Wil jij mijn dinnetje zijn?’
Ik: ‘Ja… en jij mijn iendje?’
Hij: ‘Ja.’”

Ik voel me ontzettend zestien. Hij is mijn kalverliefde, maar dan zonder enge heks aan het eind. We doen niet aan risicospreiding. Ik heb mijn reservebank schoongeveegd, zodat wij daar nu met z’n tweetjes op kunnen plaatsnemen. We kijken meewarig naar andere stellen met vreemdgangers en mijden de alimentatiebar. Het is heerlijk samen. Ik ben dan wel geen zestien, ik heb geen huwelijksplannen en ik ben zeker niet bejaard, maar ik durf het aan iedereen te vertellen. Ik ben verliefd.