Stil zijn op de trap

"Ik blijf alleen achter, weet je. Dat is voor mij ook niet makkelijk hoor. Ik moet dat allemaal maar verwerken. Alleen." Ze snikte.
Hij probeerde zich naar haar toe te draaien, maar kon zich nauwelijks bewegen. En als hij zich bewoog dan verging hij van de pijn. "Maar schatje...", begon hij maar ze scheen hem niet te horen.
"Al die jaren. Al die keren dat ik tegen de kinderen heb moeten zeggen 'stil zijn op de trap, je vader slaapt, maak hem niet wakker'. Dat was voor de kinderen niet makkelijk hoor. Aan de ene kant was het prettig dat je sliep, dan konden ze even rustig spelen. Aan de andere kant konden ze dan nog niet doen wat ze wilden, want ze mochten geen herrie maken."

"Weet je, soms nam ik de kinderen dan mee naar de speeltuin. Heel soms gingen we naar de Mac om een patatje te halen. Dan waren ze best wel gelukkig, maar ik voelde me dan altijd schuldig. Dat is toch ráár? Dat hoeft nu niet meer. Dat voelt een beetje als een opluchting. Gek hè, dat ik me daar dan weer schuldig over voel."
Hij wilde wat zeggen maar voelde een stekende pijn in zijn zij en hij kreunde zacht. Zij mocht zijn pijn niet zien. Hij verloor het bewustzijn.

"Hee ben je daar weer?" De stem van zijn vrouw! Het begon hem weer te dagen. Hij opende zijn ogen maar sloot ze meteen weer. Het licht deed pijn aan zijn ogen.
"Ik was even bang dat ik je kwijt was." Hij begon onrustig te ademen. "Kalm maar, rustig maar, geef je maar over. Laat het maar komen." Hij voelde zich rustig worden, ondanks zijn angst. "Voor mij is het ook altijd zwaar geweest hoor, niet alleen voor de kinderen. Maar nu hebben ze rust. Jij straks ook. Ik weet niet of ik straks rust zal kennen. Nu wel, nu ben ik kalm. Jij ook?"

Voor hij antwoord kon geven, scheurde een vreselijke hoestbui door zijn lichaam. Er was geen vezel van zijn lichaam die geen pijn deed. Toen hij gestopt was met hoesten, was hij zo buiten adem dat hij geen woord meer uit kon brengen. Dit kon toch niet het einde zijn? Ieder mens gaat een keer dood, maar zo, op deze manier? Dat had hij nooit verwacht. Dit was mensonterend. Geen mens zou toch op deze manier het leven moeten verlaten, maar dat dat binnenkort zou gebeuren stond wel voor hem vast. Weer volgde een hoestbui. De smaak van ijzer kwam in zijn mond. In zijn blikveld verscheen de hand van zijn vrouw met een doekje die zijn mond afveegde. Hij zag bloed op het doekje. Hij hoestte bloed!! Paniek verscheen in zijn ogen.
"Zo mag het toch niet eindigen?", bracht hij met moeite uit.
"Ik denk niet dat je daar veel over te vertellen hebt. Niet meer."

Hij zuchtte. Inderdaad had hij er niets meer over te vertellen. Maar hij wilde niet opgeven. Er was toch altijd nog een laatste kans, een laatste strohalm? Hij voelde een doffe pijn in zijn hoofd en werd misselijk. Langzaam zakte hij weer weg. Toen hij bijkwam deed zijn hoofd nog steeds pijn. Hij had geen besef meer van tijd. Hoe lang lag hij hier nou al? Was het dag, nacht? Hij wist het niet. Het enige dat hij wel wist was dat zijn lichaam overal pijn deed.

"Weet je, de kinderen hebben het nu niet moeilijk meer. Het zwaarste hebben ze achter zich gelaten. Zij zijn van alle lasten af. Dat is voor mij het meest geruststellende."
"De kinderen! Wat heb je met de kinderen gedaan?"
"Maak jij je daar nou maar niet druk om. Weet je wat ze laatst tegen me zeiden, wat ze altijd het fijnst vonden? Vaderdag. Gek hè? Weet je waarom?"
Hij schudde moeilijk van nee. Eigenlijk wilde hij het niet horen.
"Omdat ze dan altijd met jou mee mochten naar de winkel en ze een nieuwe riem voor je mochten uitkiezen. Elk jaar een nieuwe riem, elk jaar hetzelfde cadeau. Dat op zich vonden ze niet fijn, maar omdat het een nieuwe riem was, had jij als regel dat je ze er de eerste week niet mee zou slaan. En die week na Vaderdag, dat was voor hen het hoogtepunt van het jaar."