Iedere dag een goede daad

Vorige week zat ik na het avondeten op mijn zolderkamer achter de pc een horoscoop te maken, toen ik buiten muziek hoorde. Tegenover ons huis is een parkje met daarachter een aantal voetbalvelden en een voetbalkantine, maar daar kwam de muziek niet vandaan. Die kwam van de basisschool aan het begin van de straat. Ik keek uit het raam. Het was al aardig donker, maar ik zag bij de sloot voor de school veel silhouetten in de avondschemer, en op het water van de sloot zag ik lichtjes. Er werd New Age muziek gedraaid en dat is niet gebruikelijk op een basisschool. Ik moest toch net naar Delft om te gaan snookeren, dus ik fietste even langs die school om te zien wat ze daar allemaal aan het doen waren. De kinderen hadden van allerlei materiaal kleine bootjes gemaakt en daarop waren kaarsjes gezet. Die bootjes zetten ze op het water en ze werden dan door de stroom meegenomen. Ik had zoiets al eens eerder gezien, maar dat was in Zuid-Thailand.

Het festival van de lichtjes wordt in Thailand tijdens de volle maan in november gevierd. Het is dan bomvol op de stranden en langs de rivieren met Thai die hun Krathongs te water laten.
Krathongs zijn bootjes, meestal gemaakt van lotusbladeren, met daarop een brandende kaars, muntjes en wierookstokjes. Met al die bootjes word je van de wierook bijna high. De Thai geloven dat de bootjes hun zonden en ongeluk meenemen en hoe langer ze blijven drijven, hoe meer voorspoed en geluk ze brengen. Ik vond dat wel een goede traditie. Alleen zou ik minstens de Rotterdam nodig hebben om al mijn zonden op kwijt te kunnen.
Mijn vermoeden van het feest bleek juist. De kinderen waren bezig met een project over het Boeddhisme. De muntjes en de wierook ontbraken en één bootje vloog al snel in de fik, maar de bedoeling was goed. De New Age-muziek vond ik wat overdreven, want die draaien ze in Thailand niet. Integendeel. De muziek die je daar hoort bij dit soort feesten is een uitdaging voor de oren.

Maar dat schoolproject deed me ineens weer terugdenken aan mijn fietsvakantie van Phuket in Thailand naar Penang in Maleisië. 
Mijn vrouw en ik fietsten op een dag naar het grensplaatsje Satun, waar we de volgende dag de boot naar Maleisië zouden nemen. ’s Avonds maakten we daar kennis met het feest van de volle maan. Op een groot plein werden door meisjes in klederdracht traditionele dansen opgevoerd. Er was een wedstrijd voor meisjes, wie de maangodin werd en het hele plein was vergeven van de bedwelmende lucht van wierook. Er liep een lange stoet mensen vanaf het plein naar de rivier. Ze droegen eigengemaakte bootjes. Eenmaal bij de rivier ontbrandden ze de kaarsjes op de bootjes en zetten ze in het water. De bootjes dreven vervolgens met de stroom mee. Het was een romantisch gezicht: al die lichtjes op het rustige water. Ik voelde me er thuis en dat kwam ook door de harmonie die daar voelbaar aanwezig was.

Ik heb een zwak voor Thailand en de Thaise mensen. Natuurlijk is ook daar misdaad en zijn er dingen niet goed, maar als toerist had ik het er ontzettend naar mijn zin. Misschien komt het door het Boeddhisme.
Ik heb niets met religie, maar het Boeddhisme is geen religie. Het is een filosofie. De wereldreligies kunnen echter mijns inziens een voorbeeld nemen aan de leer van Siddharta Gautama. De goede invloed op het Thaise volk is duidelijk merkbaar. Mijn vrouw en ik ondervonden dat tijdens onze fietstocht.
In de Boeddhistische filosofie is het belangrijk dat je mensen helpt. Een goede daad wordt later beloond. De meeste Boeddhisten proberen minstens één goede daad per dag te doen. Wij merkten dat onderweg.

Het begon al meteen tijdens de eerste rit van Phuket naar Phang Nga. Onderweg fietsten we langs een aanlegplaats voor longtailboten. Daar zagen we een enorm reclamebord met de tekst: ‘Visit James Bond Island’. We stalden onze fietsen bij een etensstalletje en boekten een tochtje naar Ko Tapu. Het eiland had dienst gedaan als decor in de film ‘The man with the golden gun’ met Roger Moore als James Bond en was sindsdien een toeristische attractie. Het zag dan ook zwart van de mensen op het relatief kleine eiland. Op een gegeven moment was ik een stukje in een boom geklommen en had plaatsgenomen op een dikke stam. Op die manier kon mijn vrouw mij vanaf het pad filmen met op de achtergrond de bekende rots uit de film. Er zaten bij die boom een paar Thaise meisjes te picknicken en eentje riep wat in het Thai naar me en lachte er breeduit bij. Ik balde mijn spierballen en zei: “Monkey”, maar zij riep terug: “Tarzan.” Dat vond ik eigenlijk nog leuker. We probeerden daarna allebei de kreet van Tarzan na te doen, maar mijn kreet leek meer op de paringsroep van een depressieve ijsbeer. Na onze mislukte kreten gaf het meisje me een grote, witte bak. Ik haalde het deksel er af en zag dat er kleefrijst in zat. Die moest ik van haar eten. Nog iets later kreeg ik gebakken banaantjes van haar. De meisjes hadden het ontzettend naar hun zin en giechelden doorlopend. Ik at natuurlijk lekker wat rijst en het banaantje, gaf daarna de bak terug en klom uit de boom. Haar dag was goed vanwege de goede daad en de mijne ook, vanwege de leuke ontmoeting.

 Een andere keer rustten we wat uit bij een etensstalletje en dronken daar een cola. Een magere, enigszins luguber uitziende man met een slecht gebit stond bij zijn brommertje aan de overkant van de weg. Hij staarde naar ons en bleef staren.
Toen we wegfietsten kwam hij ons na een paar minuten achterop en bleef achter ons rijden. We waren op dat moment net met een flinke klim bezig, dus erg fijn vonden we het niet dat we dat gepruttel achter ons hoorden. We vertrouwden het eigenlijk ook niet.
Eenmaal boven stapten we even af om uit te blazen en meteen kwam de man op ons af. Hij had twee ijsjes in zijn hand en die gaf hij aan ons met een hele, brede glimlach, die zijn gore gebit ontblootte. Hij had zijn goede daad weer volbracht die dag. Wij hadden een lekker opfrissertje na de klim. Natuurlijk hadden we voldoende water bij ons, maar we vonden het toch een leuk gebaar.

Onderweg van Ban Pak Bara naar Satun begon het heftig te regenen. Gelukkig konden we bij een soort garage onder een afdak schuilen. We stonden er nog maar net, of de ‘garagedeur’ werd geopend door een heel klein vrouwtje van middelbare leeftijd. Het bleek geen garage maar een woning en we werden binnen gevraagd. Het vrouwtje sprak alleen maar Thai, maar we begrepen dat we daar mochten schuilen en we kregen meteen een voorraad zelfgebakken koekjes voorgeschoteld. Ik hou helemaal niet van zoet en ik vond ze dus niet te vreten, maar at ze wel uit beleefdheid. Ik zie dit soort gastvrijheid nog niet snel in Nederland gebeuren met bijvoorbeeld Duitse toeristen. Die moeten eerder uitkijken dat hun auto heel blijft, want Duitse auto’s hebben nog altijd een bijna even grote aantrekkingskracht op Nederlandse vandalen als een camera op Jort Kelder.

Ik hoop dat de kinderen van de basisschool in onze straat iets hebben geleerd van de wijze Boeddhistische leer. Dan worden het beslist geen intolerante, vervelende pubertjes, maar hulpvaardige en vriendelijke tieners.