Column: Hebben wij samen geknikkerd?

Zo'n anderhalve week geleden vond het acht uur journaal het nodig om een stukje van de uitzending te wijden aan de opnames voor de Nederlandse speelfilm Floris. Ene Floris van Rosemond leefde ergens in de middeleeuwen, had voortdurend ruzie met de een of andere graaf en blijkbaar was heel 10-jarig Nederland in 1969 in de ban van deze dappere ridder. Hoog tijd dus voor een reportage op locatie. Een verslaggever, iemand van een jaar of dertig, stond met een prachtig speelgoedschildje voor de camera en stelde de vraag: "Waar was jij toen in 1969 Floris werd uitgezonden? Vast in je pyjama voor de buis!"

Op het eerste gezicht is dit geen rare vraag. Op het Jeugdjournaal komen dergelijke vragen immers constant voorbij. Maar dan besef je dat je niet naar het Jeugdjournaal zit te kijken, maar naar het grote mensen-journaal. En dan ga je rekenen: Floris was een serie voor dappere jongens en meisjes van rond de tien jaar. In 1969 dus. Dat betekent dat de 10-jarige kindertjes die toen schijnbaar in hun pyjama voor de buis zaten, nu ongeveer 44 jaar oud zijn. 44 jaar oude mensen worden door een snotneus van in de dertig aangesproken met jij. Geen beleefd u, maar een jij.

Bovenstaand voorbeeld is slechts één van de vele gevallen waarin volwassen mensen met jij worden aangesproken. Stond er vroeger nog Bakt u al met Blue Band?, tegenwoordig staat er Bak jij al met Blue Band? Niet u, maar jij moet een nieuwe telefoon gaan kopen. Niet u, maar jij wordt gefeliciteerd met de aanschaf van een nieuwe mountainbike.

In het Nederlands zijn er twee manieren om de tweede persoon enkelvoud te gebruiken: dit kan worden gedaan met jij of met u. Het woordenboek geeft aan dat u in deze een beleefde aanspreekvorm is. Dit in tegenstelling tot jij, dat slechts een gewone aanspreekvorm is. Vroeger was het onderscheid tussen beide vormen duidelijk. Volwassenen en in het bijzonder meneer pastoor, de burgemeester en de commissaris van politie werden met u aangesproken. Onbekende leeftijdsgenoten werden tot een jaar of achttien met jij aangesproken en tegen kleine kinderen werd als vanzelfsprekend jij gebruikt. Sinds de jaren 50 is onze samenleving echter flink veranderd. We zijn moderner, vrijer en amicaler geworden. De grens tussen u en jij vervaagt steeds meer. Op zich is dit geen kwalijke zaak. Waarom zou je leeftijdsgenoten, voorzover je ze privé treft, met u aanspreken? Tot een jaar of dertig is het prima te doen om een onbekende te tutoyeren. Mits die onbekende op dat moment in een privé-relatie tot jou staat.

Met een privé-relatie bedoel ik over het algemeen een niet-zakelijke of niet-afstandelijke relatie, waarin het gesprek op korte afstand plaats vindt. Een twintiger die een andere twintiger op straat aanspreekt met de vraag hoe laat het is, hoeft geen u te zeggen. Evenmin hoeven studenten onderling elkaar met u aan te spreken. Maar zodra er geen sprake meer is van een privé-situatie en zeker wanneer het leeftijdsverschil tussen gesprekspartners niet meer te verwaarlozen is, zou het gebruik van de aanspreekvorm u de standaard aanspreekvorm moeten zijn. Immers: het gebruik van u brengt een stukje beleefdheid met zich. Een stukje beleefdheid dat binnen het zakenleven en tegenover oudere personen niet misstaat.

En juist die beleefdheid buiten de privé-relatie is steeds verder te zoeken. Niet zelden hoor ik kinderen van een jaar of tien een hen onbekende volwassene met jij aanspreken: "Ben jij de baas?", tegen de chef van de supermarkt. En: "Heb je ook sinas?", tegen de serveerster in het restaurant. Maar ook de beleefdheid in de afstandelijke relatie raakt steeds meer in de verdrukking. Zie het journaalvoorbeeld waarin mensen met jij worden aangesproken door een hen totaal onbekende verslaggever, die waarschijnlijk nog jonger dan hen was ook. Maar de betreffende verslaggever gebruikte ook in de rest van de reportage nog enkele malen het woord jij, en dan gericht tegen elke kijker. Tegen eventuele kijkers van tien jaar oud, die inderdaad met jij aangesproken kunnen worden. Maar ook tegen volwassen kijkers, die de verslaggever net zo min kennen als de veertigers die in hun pyjama voor de buis zaten.

Dit in een tijd dat er overal wordt gepraat over zogenaamde verloedering van de maatschappij. Jongere mensen staan niet meer op voor bejaarden, er wordt geen gedag meer gezegd tegen de buschauffeur, onbekenden worden zonder reden uitgescholden en nog een hoop veel ergere dingen. (Ten dele) de oorzaak? Geen of verminderde beleefdheid en respect voor de ander. Natuurlijk zal de samenleving niet in één keer prachtig en vol roze bloemetjes zijn, zodra we elkaar allemaal, of in ieder geval de personen buiten de privé-relatie, met u gaan aanspreken. Maar iets meer respect en beleefdheid voor een onbekende tonen kan geen kwaad.

Want wat heb ik gedaan om de mij totaal onbekende verslaggever te laten denken dat hij mij mag tutoyeren? Ik heb toch zeker niet met hem geknikkerd!