Aan de Poort ( De Wielewaal )

Column door OzcanAkyol.nl






Aan de Poort


De poort is in zicht. Gustave loopt met gezwinde pas richting de dienstdoende poortwachter, hij zet zijn koffer op de grond en kijkt de wachter vragend aan. De poortwachter zwijgt. De omheining van het terrein dat hij bewaakt is indrukkwekkend; levensgrote muren, die reiken tot aan de wolken des horizon, versperren de weg voor ongenode gasten. De stilte wordt doorbroken door een vogel. Vanuit het niets landt een wielewaal op de rechterschouder van de poortwachter. Gustave veegt met de palm van zijn hand het zweet van zijn voorhoofd en blijft geduldig wachten op de procedure.

Intussen verstrijken de minuten in stilzwijgen. ‘Een gebrek aan belangstelling, zou dat het zijn?’ denkt Gustave. De blakende noen zorgt ervoor dat het eigenlijk ondoenlijk is om te bivakkeren op de plek waar de poortwachter en Gustave nu zijn. Maar als gerenommeerd lid van het genootschap weet de wachter dat hij onmogelijk van zijn post kan wijken, al zou hij ter plekke dood neervallen door de verzengende hitte; onvolledig werk zal hij nooit leveren. Niemand mag door de poortdeuren zonder zijn permissie.

De wielewaal maakt ongedurige bewegingen en verlaat de schouder van de poortwachter om een aantal meters verderop te landen op een boonvormige kei in de schaduw van een grote berk. Gustave volgt de tocht van de vogel met een onverdeelde blik en bekijkt zijn onnatuurlijke, okergele vacht. ‘Deze omgeving wordt geteisterd door zandstormen’, zegt de poortwachter onverwijld, alsof hij de gedachten van de bezoeker wist te lezen. Gustave pakt zijn koffer van de grond en kijkt naar de grote poortdeuren achter de schonkige en ondoorgrondelijke man. ‘Halt!’, gromt de noeste wachter, ‘u mag niet door deze poort.’

De woorden galmen door het hele lichaam van Gustave. Hij zet zijn koffer onbewogen op de grond en gunt de man nu geen blik meer waardig. Uit zijn rechterbroekzak tovert hij een katoenen zakdoek tevoorschijn en veegt hij het zweet van zijn voorhoofd. Ook Gustave loopt nu naar de schaduw onder de berk en gooit zich neer op het droge zand naast de boonvormige kei, waar de wielewaal nog steeds stoïcijns vertoeft en onwillekeurig van zijn eigen vacht plukt. De twee bekijken de poortwachter, die apathisch voor zich uitstaart en plichtgetrouw blijft wachten in deze drukkende hitte op een volgende bezoeker.

‘Niemand mag ooit door deze poorten’, zegt de vogel onverhoeds. Gustave schiet overeind en kijkt verwonderd naar het okergele beestje. Door zijn trillende lippen stamelt hij een aantal ondoordachte woorden en verzamelt hij zijn laatste kracht om overeind te komen. Hij kijkt met de zon in zijn rug neer op de wielewaal en probeert zichzelf te herpakken. Zijn benen voelen als verlamd. ‘En waarom staat er een waker als toch niemand ooit de toegang wordt geboden?’ vraagt Gustave op vulkanische toon. De vogel springt op en vliegt omhoog tot op ooghoogte van Gustave: ‘Maar jij waakt ook, beste vriend, evenals de poortwachter waakt - ja, wij allen waken - en waarom doen we dat, hoor ik je nu vragen… Omdat iemand moet waken, iemand moet aanwezig zijn.

Özcan Akyol