Berlijn (3): Haat en Hitler

Noot vooraf: onderaan de column vindt u een aantal foto's van plekken die in het stuk beschreven worden.

Zoals ik in deel één van mijn columnserie over Berlijn al vertelde, had ik van tevoren een heleboel interessante historische plekken in de stad opgezocht. Op basis van de opgekrabbelde adressen, mijn volgekladde Capitoolgids en de in Duitsland gekochte kaart van die Hauptstadt konden we een heel aardige dagplanning maken, zodat we de meest imposante dingen in de zeven dagen die we hadden, zouden meemaken. Omdat Berlijn zo enorm is – dertig bij veertig kilometer groot – heeft elke wijk, elk U- of S-Bahn-station wel wat te bieden.

De eerste twee dagen – we kwamen rond twaalven al aan met de trein – lieten Fleur en ik mijn broertje de belangrijkste dingen in sneltreinvaart zien. We dropten de koffers bij het hostel, kochten na lang gewikweeg (of is het wikgeweeg? Of wegewik?) eindelijk kaartjes voor een weekje OV in Berlijn. De stad is qua OV opgedeeld in drie zones: A, B en C. A is alleen de binnenstad en vrij nutteloos als je ook buitenwijken wilt bezoeken. B lijkt afdoende, maar C is ook niet duur (26 euro voor een week onbeperkt bus-tram-metro-stadtrein-pont-en-trein) en brengt je zelfs tot de Wannsee, veertig kilometer van het centrum, waar de nazi's ooit besloten in een villa aan het prachtige meer (nu bekend als het Wannsee-Konferenz-Haus, of de naam van vóór '45, Villa Marlier) dat de joden actief uitgemoord moesten worden in een stelsel van daar doelmatig voor opgerichte kampen.

Het OV van Berlijn is kortom ontzettend goedkoop en ontzettend goed geregeld. De twee belangrijkste lijnen rijden in het weekend tevens 's nachts elke twintig minuten; alle andere tussen nul-zes-uur en middernacht elke tien minuten. Per auto is de stad tevens uitstekend bereikbaar. Daarnaast is een fiets huren een tientje per dag en is dat eigenlijk verreweg de beste manier om de stad te verkennen – na vier dagen van metro- naar trein- naar S-Bahn-station te zijn ge-island-hopt, zagen we eindelijk de onderlinge ligging van de trekpleisters van de stad door er – over de autoweg waar ze met zestig kilometer per uur een halve meter naast je langsrazen, maar op de één of andere manier gaat het goed – van wijk naar wijk langs te fietsen. Over die fietstocht later meer.

“Nächste Halt: Alexanderplatz.
Ausstieg: links.”
-TUUUU- “Einsteigen bitte.” We stapten uit.
-TUUUU- “Zürückbleiben bitte.” Hier geen “Reist u met een OV-chipkaart? Vergeet dan niet uit te checken!”

Hoewel ik al tientallen stations in Berlijn heb gezien van Ost- tot Westkreuz, heb ik de enkele halte tussen Ostbahnhof en Alexanderplatz genaamd Jannowitzbrücke nooit bezocht, terwijl ik er misschien wel vijftig maal langs ben gereden. Het zag er dan ook ellendig vervallen en grauw uit; beslist niet aanlokkelijk. Als eerste deden we derhalve Alexanderplatz aan. – Nu kan ik heel goed pagina's verder typen, over welke attracties we in welke chronologische volgorde hebben bezocht. Dat komt wellicht ook later nog: een lijstje tips en dergelijke. Het lijkt me echter beter om terug te keren naar het onderwerp dat ik in de eerste (!) alinea aanhaalde: tastbare Duitse geschiedenis. –

Omdat ik geen dagboek bijgehouden heb van al onze belevenissen en het fototoestel er ook niet altijd deelgenoot van was, zijn veel herinneringen al na een paar maanden verworden tot één grote brei. Toch staan enkele dag(del)en in het bijzonder mij nog zeer helder voor ogen. De eerste volgt hieronder.

's Ochtends waren we via stadtreinstation Hackescher Markt langs de oevers van de Spree en het Pergamon-museum naar de Berliner Dom gelopen. Daar hadden we voor een schijntje – 3 euro – de prachtige kerk bezocht en op vijftig meter hoogte een rondje om de buitenkant van de koepel gelopen. Tip dus: wilt u wél de stad zien, maar níet twee tientjes betalen voor de Fernsehturm of uren in de rij staan bij de Reichstag → Berliner Dom. Na de zeer aan te bevelen graftombe waar veel oude Duitse adel weg ligt te rotten te hebben bezocht in de kelder van de kerk, liepen we over Unter den Linden richting de Brandenburger Tor. Halverwege kwamen we aan de linkerkant het Bebelplatz tegen, waar in 1933 de eerste grootschalige verbranding plaatsvond van Joodse, communistische, socialistische, sociaaldemocratische, anarchistische, liberale – kortom, ontaarde geschriften. Ik had dit niet bezocht tijdens mijn eerste reis naar Berlijn, en nu waren er bouwwerkzaamheden aan de gang. Tegenwoordig schijnt er als herinnering een grote glazen plaat in de grond te zijn gemaakt, met een enorm diepe leegte eronder. Ik heb dit dus tot tweemaal toe niet kunnen verifiëren.

De Brandenburger Tor is vanzelfsprekend ook een toonbeeld van Duitse geschiedenis. Symbool van het negentiende-eeuwse adellijke Duitsland, kapotgeschoten in de oorlog tegen de nazi's, met een muur er pal voor  door de Russen afgeschermd van de vrije wereld en nu na 70 jaar eindelijk weer in oude staat hersteld en het middelpunt van de héle, vrije, stad. We liepen door langs het Holocaust-monument, waar duizenden metershoge, onbeschreven grafstenen van gitzwart graniet in rechte rijen zijn neergezet. Ze variëren in hoogte en ook de grond zelf loopt in golfjes op en neer. Hoewel jeugd er vooral doorheen rent en verstoppertje speelt en elkaar laat schrikken en wij zelfs een stel ontaarde Spanjolen met een vlag om hun schouders zagen lopen, “We are the champions!” zingende wegens de Wereldbekerfinale enkele weken eerder, is het een bijzonder uitgekiend en indrukwekkend monument. Eronder een museum met een register van alle beschikbare namen van Joodse slachtoffers onder het nazi-regime. Ernaast een bus. Van der Valk-vakanties. Gelooft u het niet? Ik heb er een foto van.

We liepen verder naar oninteressant ogende, want foeilelijke Sovjet-prefab uit de fifties. De flats vlak naast het Holocaust-monument herbergen nu niets bijzonders meer. Ze zijn er ooit neergekwakt om de leegte op te vullen en dat is precies wat ze nog steeds doen. Ervoor is een parkeerplaats met alleen maar Berlijnse kentekens. Uit de ramen hangt beddengoed te luchten. Helemaal in de rechterhoek van dit U-vormige complex is een kek hoekje met klaarblijkelijk ongeveer zestig jaar oude bomen, zitgelegenheid en een speeltuintje. Niets doet vermoeden dat hier, zo ongeveer waar de kinderen nu van de glijbaan roetsjen, ooit de uitgang van de Hitlerbunker is geweest. Híer hadden ze hem verbrand en begraven, misschien bij het bankje, of toch waar nu bomen zijn. Er is  hier echter geen museum, geen toeristen, niks, slechts een rokende Duitse moeder op een bankje. En een bordje.

Kinderspielplatz
Bitte achten Sie mit auf Sauberkeit

-Zutritt mit Hunden verboten
-Fußballspielen verboten
-Radfahren verboten
       Der Vermieter”


De ironie, honden verboden. Maar geen plaatsmarkering. Geen uitleg. En geen pogingen daartoe. Geen burgerinitiatieven. Niets. Het ligt, letterlijk in dit geval, te gevoelig. Ook nu nog. Veel mensen klagen dat je in Duitsland nog maar heel weinig merkt van die oorlog. Dat ze het weggemoffeld hebben. Er niet meer over praten. Niets van dat al. Overal in de stad, in West én Oost, zie je het terug. De kapotgeschoten Gedächtniskirche. De kogelgaten in de gebouwen. Ziljoenen monumenten en musea. Maar de plek waar Hitler werd begraven, zijn enorme bunkercomplex uitgang vond? Een speeltuintje. De hoek van Lehrter- en Invalidenstrasse waar Bormann een kogel door z'n kop joeg, is nu een Imbiss in de openlucht met zitgelegenheid en goedkoop bier. En het grootste treinstation van Europa nu een voetbalveld en evenementencentrum.

Wij daalden bij Potsdamer Platz af in de grochten van de metro en namen de trein naar Anhalter Bahnhof. Zoals al gezegd was dit ooit de trots van modern Duitsland, een plek waar honderdduizenden passagiers elke dag de trein naar plekken in heel Europa pakten. Zoals 90 procent van de stad was ook dit práchtige gebouw kapotgebombardeerd en uitgebrand in de oorlog. Daarnaast was haar ongelukkige lot, dat ze in Russisch gebied kwam te liggen. Overal eromheen staan uniform grijze flats en kantoorgebouwen. Waar ooit de sporen van dit enorme station lagen, is nu een voetbalveld met een hoog hek eromheen. Erachter een nieuw, modern uitgaanscomplex. Alleen een deel van de negentiende-eeuwse façade hebben de Sovjets overeind laten staan. We liepen ernaartoe. Eromheen geparkeerde auto's. Aan de overkant van de straat een restaurant dat Obama-burgers verkoopt. Lichte motregen daalde uit de grauwbewolkte lucht neer. Treinen reden er hier niet meer – de ruïne diende nu enkel nog het doel, een plek om te schuilen te zijn als het regende.

Wij vervolgden onze voettocht, het was inmiddels laat in de middag. Ik wilde zelf nog een oud gebouw bezichtigen, Fleur had ook wat gelezen over een complex er pal naast. Vanaf Anhalter is het een paar minuten lopen naar de wijk waar tot '45 de Ministeries van de NSDAP gevestigd waren. Het enige gebouw dat wonderbaarlijk genoeg vrijwel niet beschadigd raakte, was het gebouw van Görings Luftwaffe. Het staat er tegenwoordig nog steeds, in al haar dystopische pracht, de rechte hoeken, rechte ramen, gelijke structuur rondom; het is nu een archiefgebouw van, jawel, de Duitse overheid. Pal ernaast prijkt de Berlijnse Muur. De graffiti, met kreten als “Happy Birthday Farrah” en “Madness”, vervaagt met de jaren.

Naast Görings ministerie een eeuwenoud operahuis. En naast de muur een afgegraven en van hekken voorziene strook. Dit waren ooit de fundamenten van het SS-hoofdkwartier. In de kelders waar nu nog de tegeltjes van te zien zijn, werden ooit duizenden wreed gemarteld en vermoord. De rest van het complex is er niet meer. Er is bewust gekozen voor een volledig gelijkmatige vlakte van misschien wel een hectare groot, met niets dan grijszwarte kiezelstenen. Aan de rand van de grijze lap grond staat een even onopvallend, haast ambigu, gebouw – grijs metaal overal, dat naadloos in de omgeving opgaat. We rookten een sigaretje, maakten wat foto's. Op vlaggen bij het gebouw stond hoe het heette: Topographie des Terrors. “Zullen we naar binnen?” “Ja, waarom niet.”

Het is gratis toegankelijk en is alles wat we niet verwacht hadden. Meteen bij binnenkomst staat er een gedetailleerde maquette van de omgeving, met alle ministeries (overgebleven en voormalige) erop weergegeven. Als je verder loopt is er een enorme ruimte ter grootte van een flinke gymzaal, maar weer overal grijs, ingericht als doorloopmuseum. Er hangen één-bij-twee meter grote witte borden met in Engels en Duits (hier geen Frans en Russisch meer) uitleg over alles wat met de nazi's te maken had. Alle takken van de overheid, alle organisaties van Gestapo tot SS uitgelicht, alles van het eind van WO1 tot 1950 verteld. Bruut. Met alleszeggende foto's. Het was precies wat de naam van het gebouw achteraf doet vermoeden: een minutieus uitgewerkte tentoonstelling van álle denkbare gruwelen die de Duitsers hebben gepleegd, een soort megalomaan complex van zelfhaat.

Schmierst du an die Wand
eine hohle Naziparole,
dann möchte ich...


We zagen een lachende Göring en Himmler, met z'n ranzige onderkin, lachende nazi's met lachende nazi-hoeren op de foto, lachende nazi's met dode joden op de foto, lachende nazi's in concentratiekampen; de wellicht intuïtieve neiging om, waar je ook bent, op een foto te lachen, wreekte zich nu. Eén foto in het bijzonder deed me echter meer dan alle andere. Een arbeider van democratische huize, is de enige die met z'n armen over elkaar staat terwijl de massa mensen om hem heen de rechterarm hoog heeft geheven. Na 1945 gaf een Duitser (niet zeker of het dezelfde van de foto was) te kennen: “Toen het Horst-Wessellied werd gezongen, hief ik mijn arm als levenslange democraat natuurlijk niet. De vrouw die naast me stond zong in volle borst mee en hief haar hand hoog. Zij was degene die me aangaf bij de autoriteiten. Ik moest mijn gedrag gaan uitleggen aan District-administrator Rothmund, en hij vroeg me: “Wat heb je gedaan?” Ik zei, “Ik heb helemaal niks gedaan!” Toen zei hij: “Dat is het! De tijden zijn veranderd. Je moet je hand nu omhoog doen.”

Wenn du dir den Schädel rasierst
und im Gleichschritt marschierst,
dann m
öchte ich...

De presentatie werd afgesloten – nadat we úren hadden rondgelopen en het inmiddels zeker zeven uur 's avonds was – met enkele borden over de berechting van de nazi's van toen. Woest werd ik vanbinnen, toen ik las dat Adenauer al eind jaren veertig had gezegd dat het wel genoeg was geweest met dat ouwe-koeien-uit-de-sloot-gehaal. De oorlog was voorbij en men moest weer doorgaan met leven, de oude wonden vergeten. Ik had wel gehoord dat er achteraf veel ex-nazi's in de regeringen van Oost- en West terechtkwamen, maar het nog nooit zo klip en klaar bevestigd gekregen. Noch mijn broertje, noch Fleur.

Willst du allen in die Fresse hau'n
und bist im Kopf schon ganz braun,
dann m
öchte ich...

Buiten was het opgehouden met regenen en scheen een waterige avondzon op ons neer. We keken naar elkaar en vervolgens weer naar de omgeving. Het operahuis, het Luftfahrtministerium, de martelkelders, de grijze leegte waar ooit gruwelen bekokstoofd werden, de Muur. Er zitten een paar grote gaten in nu, afgezet met rood-wit tape. Soms zie je door de gaten heen voorbijgangers en auto's langsrijden. Achter de muur is nu een Trabantverhuur, een enorme luchtballon-attractie van Die Welt en een honderden vierkante meters groot reclamebord voor Ben & Jerry's. Ik maakte een foto. Vier generaties Duitsland inéén. Toch - na 21, respectievelijk 65 jaar - knaagde alles wat ik gezien had aan me, aan ons allen eigenlijk. We liepen naar het station bij Checkpoint Charlie en namen de metro terug naar huis. Het Checkpoint zelf kon ons niet eens meer boeien; afwezig klikte ik wat waardeloze foto's af. We voelden ons leeg en ellendig. Overal keken voorbijgaande Duitsers ons in de ogen. In de metro zaten tegenover ons een paar Berlijnse bejaarden met elkaar te ouwehoeren, en ik schrok.

Dann möchte ich 'ne Bombe sein
und einfach explodier'n,
wenn alle Leute “Hilfe” schrei'n,
dann wuerde was passier'n.
Manchmal möchte ich zerplatzen und laut knall'n
und alles was nicht stimmt würde auseinanderfall'n.

Zo kortzichtig, zo pueriel, maar zo hartgrondig, voelde ik – voelden we – in een vlaag van verstandsverbijstering een diepe haat jegens de onschuldige Duitsers tegenover ons. Een diepgeworteld ongenoegen over het niet hard genoeg aanpakken van de monsters van toen maakte zich van mij meester, de woorden van Adenauer in mijn hoofd rondspokend. Vanzelfsprekend hadden we die dag een zeer eenzijdig beeld van de geschiedenis voorgeschoteld gekregen, maar het had gewerkt – we hadden éven genoeg gehad van het land, de stad en het volk waar we nog vijf dagen tussen moesten rondlopen.

Ich lass mich nicht entschärfen,
das könnte euch so gefall'n!
Nee, manchmal möcht ich allen eine knalln!
Geht dir was auf die Nerven
und macht dich was verrückt,
dann wirst du eine Bombe,
die gefährlich tickt!


“Morgen geen nazi-dagje?” mompelde ik.
“Goed plan”, klonk uit twee kelen.
“En vanavond flink zuipen?”
“Awesome.”

Volgende week: Berlijn, deel 4

Foto's: klik op de links voor groot formaat.

Unter den Linden
Brandenburger Tor
Holocaust Memorial (2)
Hitlerbunker
Anhalter Bahnhof
Luftfahrtministerium
Muur (2)
Topographie des Terrors
Vier generaties Duitsland



Die Prinzen - Bombe (1992)