Bio-sigaret

Ik sta op met 47 kilo slaap in mijn ogen en een hoofd waar menig kraai nog om kan lachen. Als een vogelverschrikker vraag ik mijzelf af wie ik moet beschermen. Vervolgens de confronterende, akelige gedachte dat mijn humeur al vergald is na de eerste stap uit bed en de eerstvolgende wekker die het raam uitvliegt. Ik pak mijn blauw/groene apenpak aan en word nogmaals met een naargeestige gedachte geconfronteerd: ik ben een slaaf van de maatschappij.

Natuurlijk werd ik wel gedwongen te werken door de beëindiging van mijn meest recente gekkenhuis ofwel school, omdat ik toch op één of andere ziekelijke manier mijn bankrekening moet aanvullen en aangezien hij zich niet uit zichzelf laat vullen, moest ik een ietwat maatschappelijk aanvaardbare geldschieter vinden voor mijn magere melkbus. Zodoende druppelde ik mijn ogen met azijnpissende vacaturewerpers en zo vond ik een volgend slachthuis op ongeveer 40 minuten fietsen van mijn hok.

Dag één: ach, dit is een eitje. Eindelijk een baantje dat ik wonderbaarlijk kan verdragen. Of zou dit slechts zo’n jeukende stilte voor de storm zijn? Droom ik? Aankomende nachtmerrie?
Dag twee: De irritatievlooien beginnen overal te feesten in mijn hoofd. Jeuk, nog meer jeuk, weer een lading jeuk. Nog even volhouden Shit, je kunt het wel. Gewoon aanpassen. Zet je verstand eens op nul.
Dag drie: Door blijven ademen. Vooral door blijven ademen.

Het is maar goed dat ik een vrouw ben, zodat ik al het recht heb om te zeiken. En hoe kan het ook anders dan dat ik deze vrouwelijke functie optimaal benut. Het begint al met een blouse die eruit ziet alsof Kermit de kikker erop heeft lopen braken. De mouwen zijn ook te lang, waardoor ik bij elke stap een sloot zweet achterlaat. Er staat geen muziek of radio aan, waardoor ik elke seconde elk irritant geluid hoor: elke kassapiep, elke onnozele vraag van elke klant, elke grap van elke collega waar je stuiptrekkingen van krijgt, elke deur, elk geschuifel en vooral elk oppervlakkig gesprek waar je zenuwen van beginnen te kokhalzen, als ze dan al niet gestorven zijn uit pure ellende.

De tijd gaat zo traag dat je zou denken dat er een onzichtbare koekoeksvogel de wijzer af en toe tegenhoudt. Er zeiken zoveel klanten dat je zou denken dat ze als zeikstraal zijn geboren. De verveling is zo omvangrijk dat er allerlei waanzinnige gedachtes in je hoofd oppoppen als popcorn. Zo zie ik een klant opgevreten worden door een bus slagroom, zie ik de klok ontploffen en zie ik een wandelende sigaret die schreeuwt: "suck me bitch, suck me now!". Ik zou ze eigenlijk moeten vragen of ze ook biologische sigaretten verkopen, aangezien ik in een biologische supermarkt werk. Dan kan ik net zo goed een grasspriet opsteken.

Mijn overgevoeligheid kun je het beste vergelijken met een brandende houtsnipper die al door een scheet een heel pakhuis in lichterlaaie zet. De kunst is de ergernis zoveel mogelijk te minimaliseren, binnen de perken te houden en ten alle tijden te elimineren. Ik pak een onrealistisch lange grasspriet, wikkel hem om mijn nek en begin met trekken. De fatale eliminatie van de allergrootste ergernis.

Tot Shit