De Toren van Oneindige Hoogte: Naar de Toren

In de stilte van de nacht weerkaatste het geluid van de hoeven van de twintig Ferequus van de gebouwen in de smalle straat. De groep was net vertrokken en moest nog een groot gedeelte door Sierward-Ages. Thon had de leiding gekregen van Legius en reed voorop. Hij maakte zich licht zorgen om Strever. Hij had Soktur opgeroepen en die was verschenen als zichzelf. Thon nam aan dat Strever wel weer terug zou komen, maar vond het wel raar dat hij verder niet had gemeld dat hij weer het spel uit zou gaan. Thon besloot zich er niet langer druk om te maken. Hij was in ieder geval blij verrast geweest met de Ferequus. Hij had het niet zo op vervoermiddelen in het spel en was van mening dat je door alles op eigen kracht te doen en zo min mogelijk hulpmiddelen te gebruiken het verst kwam. In dit geval maakte hij echter graag een uitzondering. Aan een Ferequus was nauwelijks te komen en het feit dat het Lauwersgilde de beschikking had over een hele kudde van deze beesten was bijna ongelooflijk te noemen. Een Ferequus was een paard, maar dan een zoals je je in je wildste nachtmerries niet kon voorstellen. Met een schofthoogte van meer dan twee meter torende het beest boven je uit en als je erop zat leek het of de grond erg ver weg was, maar dat was niet het meest indrukwekkende. Dat het leek alsof het dier van flexibel metaal gemaakt was wel. De metalen huid van de Ferequus waar Thon op zat voelde koud aan en weerkaatste de zwarte sterrenhemel boven hem als een spiegel. Het dier zou van pas komen als er gevochten moest worden. De huid was nagenoeg ondoordringbaar. Zwaarden, bijlen en messen ketsen er zonder meer op af. Het enige zwakke punt van een Ferequus was dat je eraf kon vallen. En de training. Voordat je er een handtam had, was je zeker wel een jaar verder. Het Lauwersgilde had goed haar best gedaan.

Thon stuurde zijn Ferequus de straat in die zou leiden naar het torenplein. Deze straat was breder zodat ze nu met meer naast elkaar konden rijden. De speler die achter Thon had gereden kwam naast hem rijden. Thon wierp een blik opzij en zag dat de speler hem aandachtig bekeek, 'wat?'
'Jij bent Thon,' zei de speler, die duidelijk onder de indruk was, 'de sterkste speler in het spel.'
'En jij bent?' vroeg Thon.
'Gelvezon.'
'Ik bedoel je echte naam', zei Thon, 'mijn karakter heet eigenlijk Issaphaus, maar daar is iedereen de laatste uren verbazingwekkend makkelijk vanaf gestapt.'
'Oh. Dat is Rens, maar ik vind Gelvezon leuker.'
'Dan houden we het maar op Gelvezon,' zei Thon.
'Het is ongelooflijk. Ik had niet verwacht dat ik je ooit zou tegenkomen.'
'Waarom zou je mij in vredesnaam willen tegenkomen?'
'Jemig, man. Ik en nog wat spelers volgen je vorderingen al jaren. Je bent het voorbeeld dat je echt heel ver kunt komen in het spel, dat als je maar lang genoeg doorzet je het allerhoogste level kunt halen. Je zou bijna kunnen zeggen dat je een kleine fanclub hebt.'
'Een wat?'
'Een fanclub', zei Gelvezon met een verlegen glimlach, 'hoewel we wel gelachen hebben toen we hoorden dat je karakter Kelkele in de navel van de reus was doodgegaan.'
'Och, ik heb er uiteindelijk zelf ook om gelachen. Maar een fanclub dus', grinnikte Thon, 'en hoe groot is die fanclub?'

Gelvezon praatte honderduit. Over de missies die hij had gedaan, de gevechten die hij had gewonnen en soms verloren, de gezellige tijden die hij had gehad in de kroegen van Sierward-Ages. Af en toe vertelde Thon zelf ook een anekdote en dan luisterde Gelvezon ademloos. Thon had het vermoeden dat hij in de echte wereld nog maar jong was en was best onder de indruk van het feit dat Gelvezon nu al zo krachtig was. Over een aantal jaar zou hij een geduchte tegenstander kunnen worden. De gesprekken deden hem goed. Hij had al jaren niet meer echt met een andere speler gesproken en vroeg zich ineens af of het niet toch leuker zou zijn om zich aan te sluiten bij een gilde. Het Lauwersgilde lag hem wel. Misschien voor een tijdje. Als alles achter de rug was, en als ze hem wilden hebben natuurlijk.

Inmiddels hadden ze de rand van Sierward-Ages bereikt en Thon en Gelvezon staakten hun gesprek. Het was altijd indrukwekkend om op het punt te staan waar de grote bogen begonnen die het Torenplein markeerden en ze namen even de tijd om te genieten van het uitzicht. De toren in het midden van het enorme plein brak door de wolken en liep door tot in het oneindige, of zo leek het in ieder geval, zo wist Thon nu. Vanaf dit punt was het nog vijf kilometer tot aan de toren.
'Is iedereen er?' riep Thon naar de spelers.
Bevestigende geluiden klonken uit de groep.
'Dan gaan we nu in vol tempo richting de toren.'

Er was nog iets waar de Ferequus goed in waren. Thon gaf het dier de sporen en het lanceerde zichzelf zowat. Met twee handen greep hij zich nog wat steviger vast aan de teugels. Sneller en sneller ging de Ferequus, tot de omgeving nog maar een waas was en het door het geluid en de trilling van de ijzeren hoeven op de harde stenen tegels van het plein leek alsof Thon's tanden uit zijn mond rammelden. Thon ging voorover hangen om de luchtweerstand wat te verminderen. Hij had het gevoel anders uit het zadel gedrukt te worden. De ervaring was zo vreselijk geweldig dat hij hoopte dat hij straks de grijns nog van zijn gezicht kon krijgen.

De toren kwam rap dichterbij. Voor zo ver als hij kon kijken was het torenplein helemaal leeg. Vreemd, want Thon had verwacht hele groepen spelers tegen te komen die de kant van Unteto hadden gekozen. Op honderd meter afstand van de toren hield hij in. De ingang was al duidelijk te zien. De grote houten deuren die zeker wel twintig meter hoog waren stonden open. Boven aan de stenen trap zag Thon een speler staan. Alleen. Zijn armen over elkaar. Thon gebaarde naar de groep dat ze verder gingen. Gelvezon kwam weer naast hem rijden.
'Thon?'
'Ja?'
'Kun je een geheim bewaren?' vroeg Gelvezon, 'je moet echt beloven dat het geen consequenties heeft als ik het vertel.'
'Kom maar op.'
'Ik ben eigenlijk al 14 uur online', fluisterde hij.
'Wat?' riep Thon, 'ben je niet goed wijs?'
'Ssstttt', zei Gelvezon met een blik op de andere spelers die in de gaten kregen dat er iets aan de hand was, 'je had het beloofd.'
'Ja…dat weet ik wel, maar dan nog. Heb je enig idee hoe gevaarlijk deze missie is?'
'Jou speeltijd is ook verstreken', zei Gelvezon verongelijkt.
'Ik ben level 96. Wat ben jij, rond de 60? Dat is sterk. Heel sterk zelfs, maar niet genoeg voor wat we nu gaan doen.'
'Er zijn hier genoeg spelers met een lager level.'
'Ja, maar als die gedood worden, worden ze gewoon wakker in de echte wereld.'
De toren was vlakbij. Hij had hier nu geen tijd voor.
'We hebben het hier nog over', zei Thon tegen Gelvezon, 'maar wat mij betreft ga je zo snel mogelijk terug en dan nog iets...'
Thon rukte ineens aan de teugels van zijn Ferequus, die over de gladde stenen van het plein met slippende hoeven tot stilstand kwam. De speler op de trap was nu dichtbij genoeg zodat Thon zijn gezicht kon zien.
'Hè? Hoe is dat in hemelsnaam mogelijk? Asgrad?'
Asgrad grijnsde breed en strekte zijn armen uit. 'Recht in de val!' bulderde zijn stem.
Om Thon en zijn groep verscheen een heel leger. Zeker tweehonderd man.
'Een onzichtbaarheidsspreuk', zei Thon zachtjes, 'een simpele onzichtbaarheidsspreuk. Hoe kan ik zo dom zijn geweest?'
Op de trap klonk de stem van Asgrad, 'MANNEN! MAAK ZE AF!'
Thon trok zijn zwaard en zette zich schrap.

Voorgaande delen: |1|2|3|4|5|6|7|8|9|10|11|12|13|14|15|16|17|18|19|20|