Alle schrijvers zijn leugenaars

Gisteren ontving ik post van twee uitgevers tegelijk - één berichtte mij via e-mail, de ander, iets milder gestemd, gebruikte mijn eigen envelop om alles retour te zenden en betaalde zèlf de portokosten - dat was het enige goede nieuws.
Twee afwijzingen, zonder opgaaf van reden en redeloos, op dezelfde dag notabene, zelfs een pauze werd mij niet gegund. Weg was mijn euforische toestand, verdwenen de spanning van het wachten. Mijn droom, groot opgeblazen glanzend cliché, het spatte uiteen, recht in mijn gezicht.
Want wie ben ik nu eenmaal? Een nobody, een loser, een klein nietig vrouwspersoon dat dacht te kunnen schrijven. Eindelijk was het duidelijk: ik kan het niet, ik ben niet eens interessant genoeg. Aangeslagen en verdrietig, probeerde ik ongezien naar de slaapkamer te sluipen. Ook dat mislukte.
Zelfmedelijden helpt je niet, hoor! riep mijn man. Zijn nuchtere woorden galmden nog lang na.

Ik ging tòch naar de after-party van het jaarlijkse Boekenbal, dat liet ik mij niet afnemen door een paar onnozele uitgevers.
In de zaal was het na de officiële afsluiting nog steeds een drukte van jewelste, maar door de dichte rookwolken waren de schrijvers heel moeilijk te herkennen. Rookwolken? Ja, beroemde schrijvers mogen alles. Als de camera's verdwenen zijn en de roddelpers - vooral die - de gehate en gevreesde recensenten de deur zijn uitgewerkt, dan pas barst het feest goed los.
De debutanten zijn duidelijk herkenbaar, een onbeduidend kliekje, onwennig staan zij in een hoek van de enorme zaal. Andere schrijvers bewegen zich zelfverzekerd, zij horen erbij, bij de allergrootste kliek, met hierin slechts schrijvers die meer dan één boek op hun naam hebben staan.
In deze kliek twee categorieën schrijvers: degenen die nog nooit een prijs in de wacht hebben gesleept en de glorieuze prijswinnaars, sommige zelfs meerdere malen bekroond.
De allergrootsten zijn het onmiskenbare middelpunt. Het is een zeer select gezelschap, maak je hiervan deel uit is je naam en eer onaantastbaar. Andere schrijvers zwermen daar omheen, af en aan gaat het, als vliegen om de stroop. Een sigaartje, een drankje, een glimlach, een buiging, elke wens wordt vanzelfsprekend aangereikt. Zodra de slijmerds zich hebben omgedraaid, druipt de jaloezie en afgunst weer van hun gezicht.
Naast mij staat een schrijver, zijn gezicht komt mij bekend voor, maar ik kan er even niet opkomen. Zou ik hem durven aanspreken? Ik wil, nee, ik mòet het weten. Ik bewonder iedereen zeer, maar waarom zij wel en ik niet?

Hij begint heel hard te lachen, zo hard dat iedereen kijkt. Ze hervatten snel hun gesprek. Het is maar een niemendal, totaal niet interessant, laat haar maar. De schrijver buigt zich naar mij over, zijn ogen staan vriendelijk. Nu herken ik hem pas. Hij heeft nog maar twee boeken op zijn naam, maar toch al een prijs gewonnen.
Kijk, zegt hij en wijst naar Harry en Helga, naar Cees en Geert. Waarmee denk jij dat zij hun boeken vullen? Met de waarheid soms? Hun leven, een dooie boel is het. Opgesloten zitten zij, in hun knusse huisje, met alleen de tv, de radio en een saaie partner om zich heen, als ze geluk hebben tenminste. Elke ochtend valt de krant op hun deurmat, halen zij hun dagelijkse boodschappen bij de buurtsuper, houden een lullig praatje met de caissière - zelden heeft zij een smeuïge roddel voor hen, want er gebeurt nooit iets spannends in hun dorp - en wandelen weer terug naar huis, terug naar hun inhoudsloze leven.
Zij moeten wel. Leugens moeten zij verzinnen, elke pagina bij elkaar fantaseren, de hele godganse klotezooi verzinnen ze bij elkaar. Snap je het nu? Niet alleen zij, hoor, àlle schrijvers hier besodemieteren de kluit, anders wil geen hond hen toch lezen.
Jij leert het ook nog wel, hoor meid, een beetje meer liegen en bedriegen moet je. Of heb je soms werkelijk talent? Oh ja? Nou, in dàt geval ben je een geboren leugenaar!

Schatje, hier staat een kopje thee voor je. Gaat het weer een beetje?

Ik voel een kus op mijn lippen, een aai over mijn bol. Verdwaasd kijk ik om me heen. Waar zijn alle schrijvers gebleven? Dan herinner ik het mij, de afwijzing, twee nog wel! Ik kijk naar mijn partner, saai is hij beslist niet en hoezo inhoudsloos leven?
Morgen gaan we heerlijk zeilen! Even niet schrijven, niet nadenken, heerlijk niets doen. Maar daarna? Wacht maar, als ik terug ben, dan lieg en bedrieg ik mijn godganse klotecolumns bij elkaar!