Boetes voor overtreden coronamaatregelen

Drie personen zijn deze week door de kantonrechter veroordeeld tot 95 euro boete omdat zij zich niet hielden aan de coronamaatregelen. Drie anderen kregen voorwaardelijke straffen opgelegd van 95 euro. In een zevende zaak werd geen straf opgelegd.

De officier van justitie had in alle zaken een boete van 95 euro geëist, in plaats van de oorspronkelijke boete van 390 euro. Dat komt overeen met het wetsvoorstel Tijdelijke wet maatregelen covid-19. De zaken gingen over overtreding van de 1,5 meter norm, onder andere door studenten uit een studentenhuis, en het overtreden van een vaarverbod.

Boete zonder waarschuwing mogelijk
In alle zaken mocht een boete uitgedeeld worden zonder waarschuwing vooraf, oordeelde de rechter. Het OM bepaalt of er vervolgd wordt en is daarbij gebonden aan eigen richtlijnen als die extern bekend zijn gemaakt. Er waren echter geen externe richtlijnen waaruit bleek dat een boete pas na een waarschuwing kon worden uitgedeeld. Hier werd enkel in interne richtlijnen over gesproken, maar zonder dat een waarschuwing dwingend was voorgeschreven.

De minister heeft het interne beleid toegelicht in de Tweede Kamer, maar daarmee is het geen extern beleid geworden. Bovendien heeft de minister in een later debat verklaard dat een burger aan het interne beleid geen rechten kan ontlenen. De minister heeft ook geen toezegging gedaan op basis waarvan burgers er op konden vertrouwen dat zonder waarschuwing geen boete zou volgen.

Noodverordening biedt voor nu voldoende juridische basis
De noodverordening biedt volgens de rechter voldoende juridische basis voor de maatregelen. Alhoewel het vaarverbod kan worden gezien als een inbreuk op een grondrecht, is beperking via een noodverordening toegestaan. De 1,5 meter norm vormt hooguit een beperkte inbreuk op een grondrecht terwijl er sprake is van een ernstige bedreiging van de volksgezondheid. Grondrechten mogen volgens de rechter in uitzonderingssituaties worden beperkt. De beperkingen moeten wel proportioneel zijn en het doel – in dit geval bescherming van de volksgezondheid – moet niet op minder ingrijpende wijze te realiseren zijn. Aan beide voorwaarden is voldaan.

De rechter laat zich niet uit over de vraag of een noodverordening ook geschikt is om gedurende meerdere maanden grondrechtbeperkende maatregelen op te leggen.

Gezamenlijke huishouding?
In twee zaken ging het om de vraag of studenten die op Uilenstede woonden een gezamenlijke huishouding vormden. Dat is niet het geval. Een studente die een eigen woning op Uilenstede heeft, maakt geen deel uit van het huishouden van haar vriend en diens huisgenoten. Studenten die verschillende kamers op één adres op Uilenstede bewonen, vormen ook geen gezamenlijke huishouding. De definitie van gezamenlijke huishouding in de noodverordening draait namelijk om gezinssituaties. Studenten die in een huis samenwonen vallen daar niet onder. In het geval van studenten die wonen op één adres legde de kantonrechter echter geen straf op omdat in het wetsvoorstel Tijdelijke maatregelen covid-19 is bepaald dat de veilige afstand niet geldt voor personen die op hetzelfde adres wonen.

De rechter loopt daarmee vooruit op het wetsvoorstel dat op het moment van de zitting de Tweede Kamer was gepasseerd.